Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. schittering:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schittering (Nederlands) in het Frans

schittering:

schittering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de schittering (flikkering; schijn; flakkering; geflikker)
    le reflet; le flash; l'étincellement; l'éclat; l'éclair; le scintillement; la lueur scintillante; la lueur; le signal lumineux
  2. de schittering (fonkeling; sprankelen; fonkelen; glitter)
    la gloire; l'étincellement; le scintillement; l'honneur; la splendeur

Vertaal Matrix voor schittering:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flash flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; flitser; flitslamp; flitslampje; flitslicht; reclamespot; snel beeld; spot
gloire fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen eer; eergevoel; fierheid; glorie; trots
honneur fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen achten; buiging; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eer; eerbaarheid; eerbetoon; eergevoel; ere; eren; fatsoen; fatsoenlijkheid; fierheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; trots
lueur flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering deemstering; glans; glimp; gloed; halfdonker; luister; schemer; schemerdonker; schemeren; schemering; schemerlicht; schijn; schijnsel; schitteren; signaalvlam; sprankeltje; straling; vleug; vleugje; vonkje
lueur scintillante flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering flakker; glinstering; vonk
reflet flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering afspiegeling; afstralen; spiegelbeeld; weerschijnen; weerspiegelen
scintillement flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; glitter; schijn; schittering; sprankelen flakker; fonkeling; gefonkel; geglinster; glans; glinstering; luister; schitteren; vonk
signal lumineux flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering flits; lichtsein; lichtsignaal; snel beeld
splendeur fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen gelukzaligheid; glans; glorie; heerlijkheid; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid
éclair flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; flitslicht; hemelvuur; schicht; snel beeld; weerlicht
éclat flakkering; flikkering; geflikker; schijn; schittering blinken; deining; diggel; dreun; emotionele uitval; flakker; flonkering; fonkeling; gefonkel; geglinster; glans; glanzen; glimmen; glinstering; gloed; haarkrul; klap; knal; krul; kwak; luister; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schitteren; smak; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
étincellement flakkering; flikkering; fonkelen; fonkeling; geflikker; glitter; schijn; schittering; sprankelen flakker; flikkeren; flits; fonkeling; gefonkel; geglinster; gesprankel; glans; glinstering; luister; schitteren; snel beeld; vonk

Verwante woorden van "schittering":

  • schitteringen

Wiktionary: schittering

schittering
Cross Translation:
FromToVia
schittering éclat; lustre luster — a shine, polish or sparkle