Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. saneren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor saneren (Nederlands) in het Frans

saneren:

saneren werkwoord (saneer, saneert, saneerde, saneerden, gesaneerd)

  1. saneren
    assainir; réorganiser
    • assainir werkwoord (assainis, assainit, assainissons, assainissez, )
    • réorganiser werkwoord (réorganise, réorganises, réorganisons, réorganisez, )

Conjugations for saneren:

o.t.t.
  1. saneer
  2. saneert
  3. saneert
  4. saneren
  5. saneren
  6. saneren
o.v.t.
  1. saneerde
  2. saneerde
  3. saneerde
  4. saneerden
  5. saneerden
  6. saneerden
v.t.t.
  1. heb gesaneerd
  2. hebt gesaneerd
  3. heeft gesaneerd
  4. hebben gesaneerd
  5. hebben gesaneerd
  6. hebben gesaneerd
v.v.t.
  1. had gesaneerd
  2. had gesaneerd
  3. had gesaneerd
  4. hadden gesaneerd
  5. hadden gesaneerd
  6. hadden gesaneerd
o.t.t.t.
  1. zal saneren
  2. zult saneren
  3. zal saneren
  4. zullen saneren
  5. zullen saneren
  6. zullen saneren
o.v.t.t.
  1. zou saneren
  2. zou saneren
  3. zou saneren
  4. zouden saneren
  5. zouden saneren
  6. zouden saneren
en verder
  1. ben gesaneerd
  2. bent gesaneerd
  3. is gesaneerd
  4. zijn gesaneerd
  5. zijn gesaneerd
  6. zijn gesaneerd
diversen
  1. saneer!
  2. saneert!
  3. gesaneerd
  4. sanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

saneren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. saneren (gezondmaking; sanering)
    l'assainissement

Vertaal Matrix voor saneren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assainissement gezondmaking; saneren; sanering zuivering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
assainir saneren herstructureren
réorganiser saneren amenderen; herstructureren; herzien; modificeren; omvormen; omwerken; reorganiseren; veranderen; vervormen; wijzigen

Wiktionary: saneren

saneren
verb
  1. met behulp van ingrijpende maatregelen een einde maken aan een ongezonde financiële toestand
saneren