Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lié
|
|
aanknopen
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
lié
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
aaneengesloten; aangesloten; een eenheid vormend; geboeid; gebonden; niet vrij; obligaat; obligatoir; onvrij; samenhangend; vastgebonden; vastgemaakt; verbonden; vereist; verenigd; verplicht
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
d'un commun accord
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
eenparig; eensgezind; eenstemmig; gelijkgestemd; gelijkgezind; unaniem
|
d'une seule voix
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
eenparig; eensgezind; eenstemmig; unaniem
|
réuni
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
aaneen; aaneengesloten; bij elkaar; bijeen; een eenheid vormend; gemeenschappelijk; gezamenlijk; in elkaar; ineen; met z'n beiden; met zijn allen; samen; samenhangend; tezamen; verbonden; verenigd
|
solidaire
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig; solidair
|
eenparig; eensgezind; eenstemmig; gelijkgestemd; gelijkgezind; unaniem
|
solidairement
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig; solidair
|
eenparig; eensgezind; eenstemmig; unaniem
|
unanime
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; eenparig; eensgezind; eenstemmig; samenhangend; unaniem; verbonden; verenigd
|
unanimement
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
aaneengesloten; een eenheid vormend; eenparig; eensgezind; eenstemmig; samenhangend; unaniem; verbonden; verenigd
|
uni
|
eendrachtig; eensgezind; harmonieus; saamhorig
|
aaneengeregen; aaneengesloten; een eenheid vormend; effen; samenhangend; van één kleur; verbonden; verenigd
|