Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- ruwheid:
-
ruw:
- rude; violent; qui a la main lourde; brutalement; brutal; rudement; violemment; féroce; sauvage; rugueux; enragé; farouche; outré; rêche; rageur; férocement; fou de rage; en colère; raboteux; furieux; furieuse; furibond; furieusement; pas lisse; brut; mal équarri; non travaillé; cru; ossu; qui a de gros os; qui a une grosse ossature
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ruwheid (Nederlands) in het Frans
ruwheid:
-
de ruwheid (hardhandigheid)
-
de ruwheid (hobbeligheid; oneffenheid)
Vertaal Matrix voor ruwheid:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brutalité | hardhandigheid; ruwheid | brutaliteit; impertinentie; onbeschaamdheid; onbeschoftheid; vrijpostigheid |
dureté | hardhandigheid; ruwheid | |
inégalité | hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid |
rudesse | hardhandigheid; hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | barsheid; borsteligheid; grofheid; magerheid; magerte; ruigheid; schofterigheid; schraalheid |
Verwante woorden van "ruwheid":
ruw:
-
ruw (hardhandig; hard; onzacht)
rude; violent; qui a la main lourde; brutalement; brutal; rudement; violemment-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
violent bijvoeglijk naamwoord
-
qui a la main lourde bijvoeglijk naamwoord
-
brutalement bijvoeglijk naamwoord
-
brutal bijvoeglijk naamwoord
-
rudement bijvoeglijk naamwoord
-
violemment bijvoeglijk naamwoord
-
-
ruw (ongetemd; wild; woest; ruig)
féroce; sauvage; rugueux; rude; enragé; farouche; outré; rêche; rageur; férocement; fou de rage; en colère; raboteux; furieux; furieuse; furibond; furieusement-
féroce bijvoeglijk naamwoord
-
sauvage bijvoeglijk naamwoord
-
rugueux bijvoeglijk naamwoord
-
rude bijvoeglijk naamwoord
-
enragé bijvoeglijk naamwoord
-
farouche bijvoeglijk naamwoord
-
outré bijvoeglijk naamwoord
-
rêche bijvoeglijk naamwoord
-
rageur bijvoeglijk naamwoord
-
férocement bijvoeglijk naamwoord
-
fou de rage bijvoeglijk naamwoord
-
en colère bijvoeglijk naamwoord
-
raboteux bijvoeglijk naamwoord
-
furieux bijvoeglijk naamwoord
-
furieuse bijvoeglijk naamwoord
-
furibond bijvoeglijk naamwoord
-
furieusement bijvoeglijk naamwoord
-
-
ruw (niet glad)
pas lisse; brut; mal équarri-
pas lisse bijvoeglijk naamwoord
-
brut bijvoeglijk naamwoord
-
mal équarri bijvoeglijk naamwoord
-
-
ruw (onbewerkt)
non travaillé; brut; cru-
non travaillé bijvoeglijk naamwoord
-
brut bijvoeglijk naamwoord
-
cru bijvoeglijk naamwoord
-
-
ruw (grofgebouwd; grof; lomp)
ossu; qui a de gros os; qui a une grosse ossature-
ossu bijvoeglijk naamwoord
-
qui a de gros os bijvoeglijk naamwoord
-
qui a une grosse ossature bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor ruw:
Verwante woorden van "ruw":
Synoniemen voor "ruw":
Antoniemen van "ruw":
Verwante definities voor "ruw":
Wiktionary: ruw
ruw
ruw
Cross Translation:
noun
adjective
-
Qui n’est pas fin, qui n’est pas délicat.
- grossier → grof; hardhandig; lomp; onkies; ruw; onbehoorlijk; onbetamelijk; onfatsoenlijk; bot; cru; onbehouwen; onbewerkt; rauw; ruig; snauwerig
-
Translations
-
désuet|fr Qui concerne le peuple, le quidam, le personnage quelconque.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ruw | → brut; brute | ↔ coarse — of inferior quality |
• ruw | → grossier; crasse; grossière | ↔ crass — coarse; crude; not refined or sensible |
• ruw | → cru | ↔ crude — being in a natural state |
• ruw | → vulgaire | ↔ crude — lacking tact or taste |
• ruw | → brut | ↔ raw — untreated |
• ruw | → rude; rugueux; brut | ↔ rough — not smooth |
• ruw | → rugueux | ↔ rugged — broken into sharp points |
• ruw | → irrégulier | ↔ rugged — not neat or regular |
• ruw | → vulgaire; obscène | ↔ vulgar — obscene |
• ruw | → rébarbatif; rébarbative; revêche | ↔ borstig — übertragen: rücksichtslos und ungestüm im Verhalten anderen gegenüber |
• ruw | → cru | ↔ krude — ohne Feingefühl, Fingerspitzengefühl |
• ruw | → rugueux | ↔ rau — von Oberflächen: ungeglättet, ungehobelt |
• ruw | → inculte | ↔ roh — (umgangssprachlich) ungehobelt, grob |