Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
direction
|
koers; route
|
Raad van Bestuur; aanvoeren; aanvoering; bediening; bedrijfsleiding; beheer; besturen; besturing; bestuur; bewind; directeurschap; directie; directieteam; directoraat; hemelstreek; koers; kompasstreek; leiding; leidinggeven; leidinggevend orgaan; management; managementteam; regeringsstelsel; regime; richting; staatsbestel; vaarroute; voorgaan; windstreek
|
gamme
|
route
|
cyclus; gamma; kleurenschaal; kleurenspectrum; ladder; octaaf; prijsklasse; reeks; scala; serie; spectrum; tijdkring; toonladder; toonschaal
|
itinéraire
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
baan; carrière; loopbaan; reisbeschrijving; reisplan; reisplanning; reisverhaal; routebeschrijving; straat; straatweg; weg
|
manche
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
heft; manche; mof; mouw; oor; oor van een kopje; set
|
parcours
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
baan; carrière; loopbaan; parcours; straat; straatweg; weg
|
portion de route
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
wegvak
|
ronde
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
cirkel; kraaiennest; kring; omgang; rei; reidans; ronde; rondedans; rondgang; rondje; toer; tournee; uitkijk; zijn ronde doen
|
route
|
afstand; baan; baanvak; etappe; koers; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
baan; buitenweg; carrière; dreef; koers; landweg; loopbaan; paadje; pad; richting; straat; straatweg; trekpad; vaarroute; weg
|
tour
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; expeditie; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; mars; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; poets; rare streek; reis; rit; ronde; ronde doen; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tocht; tochtje; toer; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tour; tournee; trektocht; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; wending; wolkenkrabber; zijn ronde doen
|
tournée
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
omgang; rit; ronde; rondgang; rondje; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; tournee; trip; zijn ronde doen
|
trajet
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
baan; carrière; loopbaan; straat; straatweg; weg
|
voie
|
afstand; baan; baanvak; etappe; pad; ronde; route; tournee; traject; weg
|
baan; buitenweg; carrière; dienstbetrekking; dreef; functie; gedeelte van de weg; job; landweg; loopbaan; paadje; pad; positie; rijbaan; rijstrook; rijvlak; rijweg; straat; straatweg; trekpad; verkeersstrook; weg
|