Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rijzend (Nederlands) in het Frans
rijzend:
-
rijzend (klimmend; toenemend; stijgend; oplopend; omhooggaand; verheffend)
Vertaal Matrix voor rijzend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
montant | bedrag; geldsom; somma; totaal bedrag | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
grimpant | klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend | bovenwaarts; naar boven; naar hogere verdieping; opstijgend; stijgend |
montant | klimmend; omhooggaand; oplopend; rijzend; stijgend; toenemend; verheffend | bergopwaarts; bovenwaarts; naar boven; naar boven toe; naar hogere verdieping; omhoog; op; opstijgend; stijgend |
rijzen:
-
rijzen (oprijzen)
-
rijzen (gaan staan; opstaan; omhoogrijzen)
se lever; monter; surgir; se dresser; s'élever; venir en haut-
se lever werkwoord
-
monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
-
se dresser werkwoord
-
s'élever werkwoord
-
venir en haut werkwoord
-
-
rijzen (omhoogstijgen; stijgen; omhoog rijzen; omhoog komen; aanwassen)
augmenter; lever; prendre de la hauteur; grandir; croître; grossir; s'élever; s'agrandir; s'amplifier-
augmenter werkwoord (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, augmentent, augmentais, augmentait, augmentions, augmentiez, augmentaient, augmentai, augmentas, augmenta, augmentâmes, augmentâtes, augmentèrent, augmenterai, augmenteras, augmentera, augmenterons, augmenterez, augmenteront)
-
lever werkwoord (lève, lèves, levons, levez, lèvent, levais, levait, levions, leviez, levaient, levai, levas, leva, levâmes, levâtes, levèrent, lèverai, lèveras, lèvera, lèverons, lèverez, lèveront)
-
prendre de la hauteur werkwoord
-
grandir werkwoord (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
croître werkwoord (croîs, croît, croissons, croissez, croissent, croissais, croissions, croissiez, croissaient, crûs, crût, crûmes, crûtes, crûrent, croîtrai, croîtras, croîtra, croîtrons, croîtrez, croîtront)
-
grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, grossissent, grossissais, grossissait, grossissions, grossissiez, grossissaient, grossîmes, grossîtes, grossirent, grossirai, grossiras, grossira, grossirons, grossirez, grossiront)
-
s'élever werkwoord
-
s'agrandir werkwoord
-
s'amplifier werkwoord
-
-
rijzen (omhoogrijzen; oprijzen)
surgir; être en hausse; se lever; monter; grimper; grandir; s'élever; se dresser-
surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
-
être en hausse werkwoord
-
se lever werkwoord
-
monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
grimper werkwoord (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, grimpent, grimpais, grimpait, grimpions, grimpiez, grimpaient, grimpai, grimpas, grimpa, grimpâmes, grimpâtes, grimpèrent, grimperai, grimperas, grimpera, grimperons, grimperez, grimperont)
-
grandir werkwoord (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
s'élever werkwoord
-
se dresser werkwoord
-
Conjugations for rijzen:
o.t.t.
- rijs
- rijst
- rijst
- rijzen
- rijzen
- rijzen
o.v.t.
- rees
- rees
- rees
- rezen
- rezen
- rezen
v.t.t.
- ben gerezen
- bent gerezen
- is gerezen
- zijn gerezen
- zijn gerezen
- zijn gerezen
v.v.t.
- was gerezen
- was gerezen
- was gerezen
- waren gerezen
- waren gerezen
- waren gerezen
o.t.t.t.
- zal rijzen
- zult rijzen
- zal rijzen
- zullen rijzen
- zullen rijzen
- zullen rijzen
o.v.t.t.
- zou rijzen
- zou rijzen
- zou rijzen
- zouden rijzen
- zouden rijzen
- zouden rijzen
diversen
- rijs!
- rijst!
- gerezen
- rijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor rijzen:
Wiktionary: rijzen
rijzen
Cross Translation:
verb
-
Traductions à trier suivant le sens.
-
Enfler.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• rijzen | → se lever | ↔ dawn — to begin to brighten with daylight |
• rijzen | → monter | ↔ rise — To move upwards |
• rijzen | → se lever | ↔ rise — of a celestial body: to appear to move from behind the horizon |
• rijzen | → montée | ↔ rise — action of moving upwards |
Computer vertaling door derden: