Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ridder (Nederlands) in het Frans
ridder:
-
de ridder
Vertaal Matrix voor ridder:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cavalier | ridder | cavalerie; cavalerist; paardrijder; rijder; ruiter; ruiterij; ruitertje; ruitervolk |
cheval | ridder | cavalerie; knol; paard; ruiterij; ruitervolk |
chevalier | ridder | cavalerie; ruiterij; ruitervolk |
Verwante woorden van "ridder":
Wiktionary: ridder
ridder vorm van ridderen:
-
ridderen (een onderscheidingsteken geven; decoreren; onderscheiden)
distinguer; armer chevalier; décorer; descerner; recevoir chevalier; adouber; honorer de-
distinguer werkwoord (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
armer chevalier werkwoord
-
décorer werkwoord (décore, décores, décorons, décorez, décorent, décorais, décorait, décorions, décoriez, décoraient, décorai, décoras, décora, décorâmes, décorâtes, décorèrent, décorerai, décoreras, décorera, décorerons, décorerez, décoreront)
-
descerner werkwoord
-
recevoir chevalier werkwoord
-
adouber werkwoord (adoube, adoubes, adoubons, adoubez, adoubent, adoubais, adoubait, adoubions, adoubiez, adoubaient, adoubai, adoubas, adouba, adoubâmes, adoubâtes, adoubèrent, adouberai, adouberas, adoubera, adouberons, adouberez, adouberont)
-
honorer de werkwoord
-
Conjugations for ridderen:
o.t.t.
- ridder
- riddert
- riddert
- ridderen
- ridderen
- ridderen
o.v.t.
- ridderde
- ridderde
- ridderde
- ridderden
- ridderden
- ridderden
v.t.t.
- ben geridderd
- bent geridderd
- is geridderd
- zijn geridderd
- zijn geridderd
- zijn geridderd
v.v.t.
- was geridderd
- was geridderd
- was geridderd
- waren geridderd
- waren geridderd
- waren geridderd
o.t.t.t.
- zal ridderen
- zult ridderen
- zal ridderen
- zullen ridderen
- zullen ridderen
- zullen ridderen
o.v.t.t.
- zou ridderen
- zou ridderen
- zou ridderen
- zouden ridderen
- zouden ridderen
- zouden ridderen
diversen
- ridder!
- riddert!
- geridderd
- ridderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze