Nederlands
Uitgebreide vertaling voor reiken (Nederlands) in het Frans
reiken:
-
reiken (komen tot)
atteindre; arriver à; aller jusqu'à-
atteindre werkwoord (atteins, atteint, atteignons, atteignez, atteignent, atteignais, atteignait, atteignions, atteigniez, atteignaient, atteignis, atteignit, atteignîmes, atteignîtes, atteignirent, atteindrai, atteindras, atteindra, atteindrons, atteindrez, atteindront)
-
arriver à werkwoord
-
aller jusqu'à werkwoord
-
-
reiken (aanreiken; geven; aangeven)
donner; remettre; passer; étendre; tendre-
donner werkwoord (donne, donnes, donnons, donnez, donnent, donnais, donnait, donnions, donniez, donnaient, donnai, donnas, donna, donnâmes, donnâtes, donnèrent, donnerai, donneras, donnera, donnerons, donnerez, donneront)
-
remettre werkwoord (remets, remet, remettons, remettez, remettent, remettais, remettait, remettions, remettiez, remettaient, remis, remit, remîmes, remîtes, remirent, remettrai, remettras, remettra, remettrons, remettrez, remettront)
-
passer werkwoord (passe, passes, passons, passez, passent, passais, passait, passions, passiez, passaient, passai, passas, passa, passâmes, passâtes, passèrent, passerai, passeras, passera, passerons, passerez, passeront)
-
étendre werkwoord (étends, étend, étendons, étendez, étendent, étendais, étendait, étendions, étendiez, étendaient, étendis, étendit, étendîmes, étendîtes, étendirent, étendrai, étendras, étendra, étendrons, étendrez, étendront)
-
tendre werkwoord (tends, tend, tendons, tendez, tendent, tendais, tendait, tendions, tendiez, tendaient, tendis, tendit, tendîmes, tendîtes, tendirent, tendrai, tendras, tendra, tendrons, tendrez, tendront)
-
Conjugations for reiken:
o.t.t.
- reik
- reikt
- reikt
- reiken
- reiken
- reiken
o.v.t.
- reikte
- reikte
- reikte
- reikten
- reikten
- reikten
v.t.t.
- heb gereikt
- hebt gereikt
- heeft gereikt
- hebben gereikt
- hebben gereikt
- hebben gereikt
v.v.t.
- had gereikt
- had gereikt
- had gereikt
- hadden gereikt
- hadden gereikt
- hadden gereikt
o.t.t.t.
- zal reiken
- zult reiken
- zal reiken
- zullen reiken
- zullen reiken
- zullen reiken
o.v.t.t.
- zou reiken
- zou reiken
- zou reiken
- zouden reiken
- zouden reiken
- zouden reiken
diversen
- reik!
- reikt!
- gereikt
- reikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze