Nederlands
Uitgebreide vertaling voor regerend (Nederlands) in het Frans
regerend:
-
regerend (heersend)
Vertaal Matrix voor regerend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dominant | heersend; regerend | bazig; boven uit torend; bovenuit stekend; heerszuchtig; overheersend |
régnant | heersend; regerend |
regeren:
-
regeren (besturen)
-
regeren (gezaghebben; overheersen; heersen; macht uitoefenen)
régir; gouverner; diriger; maîtriser; dominer; commander-
régir werkwoord (régis, régit, régissons, régissez, régissent, régissais, régissait, régissions, régissiez, régissaient, régîmes, régîtes, régirent, régirai, régiras, régira, régirons, régirez, régiront)
-
gouverner werkwoord (gouverne, gouvernes, gouvernons, gouvernez, gouvernent, gouvernais, gouvernait, gouvernions, gouverniez, gouvernaient, gouvernai, gouvernas, gouverna, gouvernâmes, gouvernâtes, gouvernèrent, gouvernerai, gouverneras, gouvernera, gouvernerons, gouvernerez, gouverneront)
-
diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
-
maîtriser werkwoord (maîtrise, maîtrises, maîtrisons, maîtrisez, maîtrisent, maîtrisais, maîtrisait, maîtrisions, maîtrisiez, maîtrisaient, maîtrisai, maîtrisas, maîtrisa, maîtrisâmes, maîtrisâtes, maîtrisèrent, maîtriserai, maîtriseras, maîtrisera, maîtriserons, maîtriserez, maîtriseront)
-
dominer werkwoord (domine, domines, dominons, dominez, dominent, dominais, dominait, dominions, dominiez, dominaient, dominai, dominas, domina, dominâmes, dominâtes, dominèrent, dominerai, domineras, dominera, dominerons, dominerez, domineront)
-
commander werkwoord (commande, commandes, commandons, commandez, commandent, commandais, commandait, commandions, commandiez, commandaient, commandai, commandas, commanda, commandâmes, commandâtes, commandèrent, commanderai, commanderas, commandera, commanderons, commanderez, commanderont)
-
Conjugations for regeren:
o.t.t.
- regeer
- regeert
- regeert
- regeren
- regeren
- regeren
o.v.t.
- regeerde
- regeerde
- regeerde
- regeerden
- regeerden
- regeerden
v.t.t.
- ben geregeerd
- bent geregeerd
- is geregeerd
- zijn geregeerd
- zijn geregeerd
- zijn geregeerd
v.v.t.
- was geregeerd
- was geregeerd
- was geregeerd
- waren geregeerd
- waren geregeerd
- waren geregeerd
o.t.t.t.
- zal regeren
- zult regeren
- zal regeren
- zullen regeren
- zullen regeren
- zullen regeren
o.v.t.t.
- zou regeren
- zou regeren
- zou regeren
- zouden regeren
- zouden regeren
- zouden regeren
en verder
- heb geregeerd
- hebt geregeerd
- heeft geregeerd
- hebben geregeerd
- hebben geregeerd
- hebben geregeerd
diversen
- regeer!
- regeert!
- geregeerd
- regerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor regeren:
Wiktionary: regeren
regeren
Cross Translation:
verb
-
diriger une embarcation à l’aide d’un gouvernail.
-
exercer le pouvoir souverain dans un état monarchique ; il se dit des princes souverains, même quand ils ne portent pas le titre de roi.
-
observer avec attention ; examiner ; contrôler.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• regeren | → gouverner | ↔ govern — to exercise sovereign authority in |
• regeren | → régner | ↔ reign — exercise sovereign power |
• regeren | → gouverner; régler | ↔ rule — to regulate, be in charge of, make decisions for, reign over |