Nederlands
Uitgebreide vertaling voor rangordenen (Nederlands) in het Frans
rangordenen:
-
rangordenen (rangschikken)
ranger; sérier; arranger; agencer; classifier; classer-
ranger werkwoord (range, ranges, rangeons, rangez, rangent, rangeais, rangeait, rangions, rangiez, rangeaient, rangeai, rangeas, rangea, rangeâmes, rangeâtes, rangèrent, rangerai, rangeras, rangera, rangerons, rangerez, rangeront)
-
sérier werkwoord
-
arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
agencer werkwoord (agence, agences, agençons, agencez, agencent, agençais, agençait, agencions, agenciez, agençaient, agençai, agenças, agença, agençâmes, agençâtes, agencèrent, agencerai, agenceras, agencera, agencerons, agencerez, agenceront)
-
classifier werkwoord (classifie, classifies, classifions, classifiez, classifient, classifiais, classifiait, classifiions, classifiiez, classifiaient, classifiai, classifias, classifia, classifiâmes, classifiâtes, classifièrent, classifierai, classifieras, classifiera, classifierons, classifierez, classifieront)
-
classer werkwoord (classe, classes, classons, classez, classent, classais, classait, classions, classiez, classaient, classai, classas, classa, classâmes, classâtes, classèrent, classerai, classeras, classera, classerons, classerez, classeront)
-
Conjugations for rangordenen:
o.t.t.
- rangorden
- rangordent
- rangordent
- rangordenen
- rangordenen
- rangordenen
o.v.t.
- rangordende
- rangordende
- rangordende
- rangordenden
- rangordenden
- rangordenden
v.t.t.
- heb gerangordend
- hebt gerangordend
- heeft gerangordend
- hebben gerangordend
- hebben gerangordend
- hebben gerangordend
v.v.t.
- had gerangordend
- had gerangordend
- had gerangordend
- hadden gerangordend
- hadden gerangordend
- hadden gerangordend
o.t.t.t.
- zal rangordenen
- zult rangordenen
- zal rangordenen
- zullen rangordenen
- zullen rangordenen
- zullen rangordenen
o.v.t.t.
- zou rangordenen
- zou rangordenen
- zou rangordenen
- zouden rangordenen
- zouden rangordenen
- zouden rangordenen
diversen
- rangorden!
- rangordent!
- gerangordend
- rangordenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze