Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nature
|
|
aard; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; inslag; karakter; karaktereigenschap; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; mentaliteit; natuur; neiging; soort; stemming; ziel
|
vierge
|
|
maagd
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
authentique
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; onvermengd; puur; rein; zuiver
|
authentiek; echt; heus; onvervalst; oorspronkelijk; origineel; pure; werkelijk; zuivere
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chaste
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
eerbaar; gekuist; kuis; onbevlekt; onschuldig; pure; rein; vlekkeloos; zedig; zuivere
|
chastement
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
gekuist; kuis
|
franchement
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gulweg; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; oprecht; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrij; vrijelijk; vrijmoedig; vrijpostig; vrijuit; waar; waarachtig; welvoeglijk; werkelijk
|
inaltéré
|
gaaf; maagdelijk; onaangeraakt; ongerept; puur; virginaal; zuiver
|
gaaf; heel; heelhuids; intact; koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onverzwakt
|
innocemment
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
onschuldig; schuldeloos; schuldloos
|
innocent
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
leeghoofdig; onbedorven; onbenullig; onbevlekt; onnozel; onschuldig; rein; schuldeloos; schuldloos; vlekkeloos
|
intact
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
gaaf; heel; heelhuids; intact; koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbeschadigd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedeerd; ongekwetst; ongeopend; ongeschonden; onschuldig; onverkort; onverzwakt; rein; schadeloos; vlekkeloos
|
nature
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
pure; zuivere
|
propre
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
beleefd; beschaafd; brandschoon; fatsoenlijk; gekuist; gemanierd; gereinigd; hygienisch; hygiënisch; karakteristiek; kenmerkend; keurig; kuis; net; netjes; onbevlekt; onschuldig; proper; rein; schoon; smetteloos; tekenend; typerend; typisch; vlekkeloos; voorkomend; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zindelijk; zorgvuldig; zuiver
|
pudique
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
eerbaar; gekuist; kuis; zedig
|
pudiquement
|
kuis; maagdelijk; onbevlekt; onschuldig; puur; rein; zuiver
|
gekuist; kuis
|
pur
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; onvermengd; puur; rein; virginaal; zuiver
|
brandschoon; echt; gekuist; gewoonweg; klare; klinkklaar; koel; koud; kuis; natuurlijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onbedorven; onberoerd; onbevlekt; onbewogen; ongebruikt; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onschuldig; onvermengd; onversneden; onvervalst; onverzwakt; pure; rechttoe; rein; smetteloos; vlekkeloos; zuivere
|
pur et simple
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
baarlijk; gewoonweg; klinkklaar; rechttoe
|
purement
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
echt; gekuist; hygienisch; kuis; louter; onvervalst; rein; schoon; zuiver
|
simplement
|
gewoonweg; klinkklaar; puur; regelrecht; ronduit
|
bot; eenvoudig; eenvoudigweg; gemakkelijk; gewoonweg; gladweg; in een handomdraai; kortaf; kortweg; licht; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet donker; niet moeilijk; ongecompliceerd; ongekunsteld; ronduit; simpel; simpelweg; vanzelf; zonder moeite; zonder omhaal
|
vierge
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
blanco; inhoudsloos; koel; koud; leeg; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbeschreven; onbewogen; ongebruikt; ongecultiveerd; ongeopend; oningevuld; onontgonnen; onverzwakt
|
virginal
|
gaaf; kuis; maagdelijk; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; puur; rein; virginaal; zuiver
|
koel; koud; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongeopend
|