Nederlands
Uitgebreide vertaling voor proef (Nederlands) in het Frans
proef:
-
de proef (auditie)
-
de proef (test)
-
de proef (experiment; proefneming)
Vertaal Matrix voor proef:
Verwante woorden van "proef":
Wiktionary: proef
proef
Cross Translation:
noun
-
test
- essai → beproeving; toetsing; proef; test; try; experiment; proefneming
-
modèle ; échantillon.
-
Test d’essai
-
Action d’éprouver, essai, expérience qu’on fait de quelque chose ou à quelqu’un. (Sens général)
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• proef | → expérience | ↔ experiment — test under controlled conditions |
• proef | → épreuve | ↔ test — challenge, trial |
proeven:
-
proeven (proberen; keuren)
goûter; déguster-
goûter werkwoord (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, goûtent, goûtais, goûtait, goûtions, goûtiez, goûtaient, goûtai, goûtas, goûta, goûtâmes, goûtâtes, goûtèrent, goûterai, goûteras, goûtera, goûterons, goûterez, goûteront)
-
déguster werkwoord (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, dégustent, dégustais, dégustait, dégustions, dégustiez, dégustaient, dégustai, dégustas, dégusta, dégustâmes, dégustâtes, dégustèrent, dégusterai, dégusteras, dégustera, dégusterons, dégusterez, dégusteront)
-
-
proeven (smaken)
goûter; déguster; savourer-
goûter werkwoord (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, goûtent, goûtais, goûtait, goûtions, goûtiez, goûtaient, goûtai, goûtas, goûta, goûtâmes, goûtâtes, goûtèrent, goûterai, goûteras, goûtera, goûterons, goûterez, goûteront)
-
déguster werkwoord (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, dégustent, dégustais, dégustait, dégustions, dégustiez, dégustaient, dégustai, dégustas, dégusta, dégustâmes, dégustâtes, dégustèrent, dégusterai, dégusteras, dégustera, dégusterons, dégusterez, dégusteront)
-
savourer werkwoord (savoure, savoures, savourons, savourez, savourent, savourais, savourait, savourions, savouriez, savouraient, savourai, savouras, savoura, savourâmes, savourâtes, savourèrent, savourerai, savoureras, savourera, savourerons, savourerez, savoureront)
-
Conjugations for proeven:
o.t.t.
- proef
- proeft
- proeft
- proeven
- proeven
- proeven
o.v.t.
- proefde
- proefde
- proefde
- proefden
- proefden
- proefden
v.t.t.
- heb geproefd
- hebt geproefd
- heeft geproefd
- hebben geproefd
- hebben geproefd
- hebben geproefd
v.v.t.
- had geproefd
- had geproefd
- had geproefd
- hadden geproefd
- hadden geproefd
- hadden geproefd
o.t.t.t.
- zal proeven
- zult proeven
- zal proeven
- zullen proeven
- zullen proeven
- zullen proeven
o.v.t.t.
- zou proeven
- zou proeven
- zou proeven
- zouden proeven
- zouden proeven
- zouden proeven
diversen
- proef!
- proeft!
- geproefd
- proevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor proeven:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
goûter | theevisite | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
déguster | keuren; proberen; proeven; smaken | bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen |
goûter | keuren; proberen; proeven; smaken | bikken; bunkeren; consumeren; eten; kluiven; knauwen; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; snoepen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen |
savourer | proeven; smaken | amuseren; bikken; bunkeren; consumeren; eten; genieten; genieten van; genot hebben van; kluiven; knauwen; lekker eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; savoureren; schransen; schrokken; smikkelen; smullen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen |