Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ploeteren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ploeteren (Nederlands) in het Frans

ploeteren:

ploeteren werkwoord (ploeter, ploetert, ploeterde, ploeterden, geploeterd)

  1. ploeteren (zich afsloven; zwoegen; sloven; )
    épuiser; besogner; peiner; se tuer
    • épuiser werkwoord (épuise, épuises, épuisons, épuisez, )
    • besogner werkwoord (besogne, besognes, besognons, besognez, )
    • peiner werkwoord (peine, peines, peinons, peinez, )
    • se tuer werkwoord

Conjugations for ploeteren:

o.t.t.
  1. ploeter
  2. ploetert
  3. ploetert
  4. ploeteren
  5. ploeteren
  6. ploeteren
o.v.t.
  1. ploeterde
  2. ploeterde
  3. ploeterde
  4. ploeterden
  5. ploeterden
  6. ploeterden
v.t.t.
  1. heb geploeterd
  2. hebt geploeterd
  3. heeft geploeterd
  4. hebben geploeterd
  5. hebben geploeterd
  6. hebben geploeterd
v.v.t.
  1. had geploeterd
  2. had geploeterd
  3. had geploeterd
  4. hadden geploeterd
  5. hadden geploeterd
  6. hadden geploeterd
o.t.t.t.
  1. zal ploeteren
  2. zult ploeteren
  3. zal ploeteren
  4. zullen ploeteren
  5. zullen ploeteren
  6. zullen ploeteren
o.v.t.t.
  1. zou ploeteren
  2. zou ploeteren
  3. zou ploeteren
  4. zouden ploeteren
  5. zouden ploeteren
  6. zouden ploeteren
diversen
  1. ploeter!
  2. ploetert!
  3. geploeterd
  4. ploeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ploeteren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besogner afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; flink aanpakken; hard werken
peiner afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven; tobben
se tuer afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
épuiser afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen aan kracht inboeten; afmatten; decimeren; dunnen; minder talrijk maken; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitdunnen; uitputten; verdorsten; vermoeien; verslappen; verzwakken; wegkappen; zwak worden; zwakker worden

Wiktionary: ploeteren

ploeteren