Nederlands
Uitgebreide vertaling voor plaats maken (Nederlands) in het Frans
plaats maken:
-
plaats maken (verplaatsen; opschuiven; verzetten)
déplacer; repousser; pousser-
déplacer werkwoord (déplace, déplaces, déplaçons, déplacez, déplacent, déplaçais, déplaçait, déplacions, déplaciez, déplaçaient, déplaçai, déplaças, déplaça, déplaçâmes, déplaçâtes, déplacèrent, déplacerai, déplaceras, déplacera, déplacerons, déplacerez, déplaceront)
-
repousser werkwoord (repousse, repousses, repoussons, repoussez, repoussent, repoussais, repoussait, repoussions, repoussiez, repoussaient, repoussai, repoussas, repoussa, repoussâmes, repoussâtes, repoussèrent, repousserai, repousseras, repoussera, repousserons, repousserez, repousseront)
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
Conjugations for plaats maken:
o.t.t.
- maak plaats
- maakt plaats
- maakt plaats
- maken plaats
- maken plaats
- maken plaats
o.v.t.
- maakte plaats
- maakte plaats
- maakte plaats
- maakten plaats
- maakten plaats
- maakten plaats
v.t.t.
- heb plaats gemaakt
- hebt plaats gemaakt
- heeft plaats gemaakt
- hebben plaats gemaakt
- hebben plaats gemaakt
- hebben plaats gemaakt
v.v.t.
- had plaats gemaakt
- had plaats gemaakt
- had plaats gemaakt
- hadden plaats gemaakt
- hadden plaats gemaakt
- hadden plaats gemaakt
o.t.t.t.
- zal plaats maken
- zult plaats maken
- zal plaats maken
- zullen plaats maken
- zullen plaats maken
- zullen plaats maken
o.v.t.t.
- zou plaats maken
- zou plaats maken
- zou plaats maken
- zouden plaats maken
- zouden plaats maken
- zouden plaats maken
diversen
- maak plaats!
- maakt plaats!
- plaats gemaakt
- plaats makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze