Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. pachten:
  2. pacht:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pachten (Nederlands) in het Frans

pachten:

pachten werkwoord (pacht, pachtte, pachtten, gepacht)

  1. pachten
    louer; prendre à bail; affermer
    • louer werkwoord (loue, loues, louons, louez, )
    • prendre à bail werkwoord
    • affermer werkwoord (afferme, affermes, affermons, affermez, )

Conjugations for pachten:

o.t.t.
  1. pacht
  2. pacht
  3. pacht
  4. pachten
  5. pachten
  6. pachten
o.v.t.
  1. pachtte
  2. pachtte
  3. pachtte
  4. pachtten
  5. pachtten
  6. pachtten
v.t.t.
  1. heb gepacht
  2. hebt gepacht
  3. heeft gepacht
  4. hebben gepacht
  5. hebben gepacht
  6. hebben gepacht
v.v.t.
  1. had gepacht
  2. had gepacht
  3. had gepacht
  4. hadden gepacht
  5. hadden gepacht
  6. hadden gepacht
o.t.t.t.
  1. zal pachten
  2. zult pachten
  3. zal pachten
  4. zullen pachten
  5. zullen pachten
  6. zullen pachten
o.v.t.t.
  1. zou pachten
  2. zou pachten
  3. zou pachten
  4. zouden pachten
  5. zouden pachten
  6. zouden pachten
diversen
  1. pacht!
  2. pacht!
  3. gepacht
  4. pachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor pachten:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
affermer pachten
louer pachten afhuren; charteren; de hemel in prijzen; eerbied bewijzen; eren; hemelhoog prijzen; huren; lofprijzen; ophemelen; verhuren; verpachten
prendre à bail pachten charteren; huren

Verwante woorden van "pachten":


Wiktionary: pachten

pachten
noun
  1. droit|fr contrat par lequel on donne à quelqu’un la jouissance d’une chose, moyennant un prix convenir et pour un temps déterminé.

pacht:

pacht [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de pacht
    le bail; le loyer; le prix de location

Vertaal Matrix voor pacht:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bail pacht erfpacht; huurcontract; huurovereenkomst
loyer pacht huishuur; huur; huurprijs; huursom; kamerhuur
prix de location pacht huishuur; huur; huurprijs; huursom

Verwante woorden van "pacht":


Wiktionary: pacht

pacht
noun
  1. droit|fr contrat par lequel on donne à quelqu’un la jouissance d’une chose, moyennant un prix convenir et pour un temps déterminé.
  2. agriculture|fr statut réglant les rapports entre les propriétaires ruraux et les fermiers (qui exploitent les terres).