Nederlands
Uitgebreide vertaling voor overbluffen (Nederlands) in het Frans
overbluffen:
-
overbluffen (overdonderen)
épater; envahir; accabler; terrasser; bluffer; surcharger-
épater werkwoord (épate, épates, épatons, épatez, épatent, épatais, épatait, épations, épatiez, épataient, épatai, épatas, épata, épatâmes, épatâtes, épatèrent, épaterai, épateras, épatera, épaterons, épaterez, épateront)
-
envahir werkwoord (envahis, envahit, envahissons, envahissez, envahissent, envahissais, envahissait, envahissions, envahissiez, envahissaient, envahîmes, envahîtes, envahirent, envahirai, envahiras, envahira, envahirons, envahirez, envahiront)
-
accabler werkwoord (accable, accables, accablons, accablez, accablent, accablais, accablait, accablions, accabliez, accablaient, accablai, accablas, accabla, accablâmes, accablâtes, accablèrent, accablerai, accableras, accablera, accablerons, accablerez, accableront)
-
terrasser werkwoord (terrasse, terrasses, terrassons, terrassez, terrassent, terrassais, terrassait, terrassions, terrassiez, terrassaient, terrassai, terrassas, terrassa, terrassâmes, terrassâtes, terrassèrent, terrasserai, terrasseras, terrassera, terrasserons, terrasserez, terrasseront)
-
bluffer werkwoord (bluffe, bluffes, bluffons, bluffez, bluffent, bluffais, bluffait, bluffions, bluffiez, bluffaient, bluffai, bluffas, bluffa, bluffâmes, bluffâtes, bluffèrent, blufferai, blufferas, bluffera, blufferons, blufferez, blufferont)
-
surcharger werkwoord (surcharge, surcharges, surchargeons, surchargez, surchargent, surchargeais, surchargeait, surchargions, surchargiez, surchargeaient, surchargeai, surchargeas, surchargea, surchargeâmes, surchargeâtes, surchargèrent, surchargerai, surchargeras, surchargera, surchargerons, surchargerez, surchargeront)
-
Conjugations for overbluffen:
o.t.t.
- overbluf
- overbluft
- overbluft
- overbluffen
- overbluffen
- overbluffen
o.v.t.
- overblufte
- overblufte
- overblufte
- overbluften
- overbluften
- overbluften
v.t.t.
- heb overbluft
- hebt overbluft
- heeft overbluft
- hebben overbluft
- hebben overbluft
- hebben overbluft
v.v.t.
- had overbluft
- had overbluft
- had overbluft
- hadden overbluft
- hadden overbluft
- hadden overbluft
o.t.t.t.
- zal overbluffen
- zult overbluffen
- zal overbluffen
- zullen overbluffen
- zullen overbluffen
- zullen overbluffen
o.v.t.t.
- zou overbluffen
- zou overbluffen
- zou overbluffen
- zouden overbluffen
- zouden overbluffen
- zouden overbluffen
en verder
- ben overbluft
- bent overbluft
- is overbluft
- zijn overbluft
- zijn overbluft
- zijn overbluft
diversen
- overbluf!
- overbluft!
- overbluft
- overbluffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor overbluffen:
Computer vertaling door derden: