Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oudere (Nederlands) in het Frans

oudere:

oudere bijvoeglijk naamwoord

  1. oudere
    plus vieux; plus ancien

oudere [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de oudere (65-plusser; AOWer)
    la personne de plus de 65 ans; la personne âgée; la personne du troisième âge

Vertaal Matrix voor oudere:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personne de plus de 65 ans 65-plusser; AOWer; oudere
personne du troisième âge 65-plusser; AOWer; oudere
personne âgée 65-plusser; AOWer; oudere bejaarde
plus vieux nestor; oudste; senior
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plus ancien oudere
plus vieux oudere ouder

Verwante woorden van "oudere":


oud:

oud bijvoeglijk naamwoord

  1. oud (bejaard)
    vieux; âgé; du troisième âge
  2. oud (antiek; ouderwets)
    vieux; ancien; antique; démodé; archaïque
  3. oud (verschaald; plat; oudbakken; oubakken; muf)
    mou; fade; insipide; peu appétissant; défraîchi
  4. oud (versleten; vervallen; afgeleefd; afgedragen; afgetrapt)
    usé
    • usé bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor oud:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ancien ouderejaars; ouderling
démodé fossiel; ouderwets persoon
vieux bejaarde; oudelui; ouderen; ouwe
âgé bejaarde; ouwe
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- muf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ancien antiek; oud; ouderwets afgelopen; antiquarisch; ex; geweest; gewezen; toenmalig; verleden; voorheen; voormalig; voormalige; vorig; vorige; vroeger; vroegere
antique antiek; oud; ouderwets antiquarisch; oeroud
archaïque antiek; oud; ouderwets archaïsch; oeroud; onmodern; ouderwets; verouderd
du troisième âge bejaard; oud bejaard; oudste; ouwelijk; senior
défraîchi muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald bedoezeld; groezelig; met vuil bemorst; morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
démodé antiek; oud; ouderwets onmodern; ouderwets; ouderwetse; verouderd
fade muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald afstompend; bleekjes; duf; eentonig; flauw; geestdodend; laf; pips; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zouteloos; zoutloos; zwak
insipide muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald afstompend; afstotelijk voor zintuigen; bleekjes; eentonig; flauw; flauwtjes; geestdodend; laf; lelijk; onappetijtelijk; onsmakelijk; pips; saai; slap; slapjes; smakeloos; stijlloos; stom; suf; walgelijk; wee; ziekelijk; zonder smaak; zonder zout; zoutloos; zwak; zwakjes
mou muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald allerliefst; dottig; enig; flauw; flauwtjes; futloos; lamlendig; lamzalig; lief; lusteloos; mat; murw; naar zweet ruikend; pluizig; schattig; slap; snoezig; vertederend; voos; week; zwak; zwakjes; zweterig
peu appétissant muf; oubakken; oud; oudbakken; plat; verschaald afstotelijk voor zintuigen; lelijk; onappetijtelijk; onsmakelijk; walgelijk
usé afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen afgesleten; afgesloofd; aftands; doorgesleten; geëxploiteerd; sleets; uitgebuit; uitgesleten
vieux antiek; bejaard; oud; ouderwets oude
âgé bejaard; oud bejaard; oudste; ouwelijk; senior

Verwante woorden van "oud":


Synoniemen voor "oud":


Antoniemen van "oud":


Verwante definities voor "oud":

  1. lang geleden geplukt of gemaakt1
    • dit brood lust ik niet, het is te oud1
  2. wie of wat al lang bestaat1
    • mij opa is 90, dat is heel oud1

Wiktionary: oud

oud
adjective
  1. oud mens, dier
  2. oud ding, concept
  3. vorige
oud
adjective
  1. D’un certain âge (relatif à un autre).
  2. Qui a un certain nombre d’années, un certain âge.

Cross Translation:
FromToVia
oud vieux; vieille old — of an object, concept, etc: having existed for a relatively long period of time
oud vieux old — of a living being: having lived for relatively many years
oud vieux; âgé alt — vor langer Zeit gemacht oder geschehen