Nederlands
Uitgebreide vertaling voor orkestreer (Nederlands) in het Frans
orkestreren:
-
orkestreren (arrangeren; instrumenteren)
orchestrer; arranger-
orchestrer werkwoord (orchestre, orchestres, orchestrons, orchestrez, orchestrent, orchestrais, orchestrait, orchestrions, orchestriez, orchestraient, orchestrai, orchestras, orchestra, orchestrâmes, orchestrâtes, orchestrèrent, orchestrerai, orchestreras, orchestrera, orchestrerons, orchestrerez, orchestreront)
-
arranger werkwoord (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, arrangent, arrangeais, arrangeait, arrangions, arrangiez, arrangeaient, arrangeai, arrangeas, arrangea, arrangeâmes, arrangeâtes, arrangèrent, arrangerai, arrangeras, arrangera, arrangerons, arrangerez, arrangeront)
-
Conjugations for orkestreren:
o.t.t.
- orkestreer
- orkestreert
- orkestreert
- orkestreren
- orkestreren
- orkestreren
o.v.t.
- orkestreerde
- orkestreerde
- orkestreerde
- orkestreerden
- orkestreerden
- orkestreerden
v.t.t.
- heb georkestreerd
- hebt georkestreerd
- heeft georkestreerd
- hebben georkestreerd
- hebben georkestreerd
- hebben georkestreerd
v.v.t.
- had georkestreerd
- had georkestreerd
- had georkestreerd
- hadden georkestreerd
- hadden georkestreerd
- hadden georkestreerd
o.t.t.t.
- zal orkestreren
- zult orkestreren
- zal orkestreren
- zullen orkestreren
- zullen orkestreren
- zullen orkestreren
o.v.t.t.
- zou orkestreren
- zou orkestreren
- zou orkestreren
- zouden orkestreren
- zouden orkestreren
- zouden orkestreren
diversen
- orkestreer!
- orkestreert!
- georkestreerd
- orkestrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor orkestreren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
arranger | arrangeren; instrumenteren; orkestreren | afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; vlijen; voor elkaar krijgen |
orchestrer | arrangeren; instrumenteren; orkestreren |