Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ordeloos (Nederlands) in het Frans
ordeloos:
-
ordeloos (onordelijk; wanordelijk)
désordonné; négligé; dérangé; en désordre; sans ordre; mal soigné-
désordonné bijvoeglijk naamwoord
-
négligé bijvoeglijk naamwoord
-
dérangé bijvoeglijk naamwoord
-
en désordre bijvoeglijk naamwoord
-
sans ordre bijvoeglijk naamwoord
-
mal soigné bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordeloos (ongeordend; ongesystematiseerd)
dérangé; inorganisé; désordonné; sans ordre; non syndiqué-
dérangé bijvoeglijk naamwoord
-
inorganisé bijvoeglijk naamwoord
-
désordonné bijvoeglijk naamwoord
-
sans ordre bijvoeglijk naamwoord
-
non syndiqué bijvoeglijk naamwoord
-
-
ordeloos (ongeregeld; slordig; rommelig; onordelijk; wanordelijk)
désordonné; confus; en désordre-
désordonné bijvoeglijk naamwoord
-
confus bijvoeglijk naamwoord
-
en désordre bijvoeglijk naamwoord
-