Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opzoeken (Nederlands) in het Frans

opzoeken:

opzoeken werkwoord (zoek op, zoekt op, zocht op, zochten op, opgezocht)

  1. opzoeken (naslaan)
    chercher; consulter; s'informer
    • chercher werkwoord (cherche, cherches, cherchons, cherchez, )
    • consulter werkwoord (consulte, consultes, consultons, consultez, )
    • s'informer werkwoord
  2. opzoeken (op bezoek komen; bezoeken; langskomen; )
    rendre visite; passer; rendre visite à; aller voir; fréquenter; faire une invasion; consulter; envahir; chercher; pénétrer dans; s'informer
    • rendre visite werkwoord
    • passer werkwoord (passe, passes, passons, passez, )
    • rendre visite à werkwoord
    • aller voir werkwoord
    • fréquenter werkwoord (fréquente, fréquentes, fréquentons, fréquentez, )
    • faire une invasion werkwoord
    • consulter werkwoord (consulte, consultes, consultons, consultez, )
    • envahir werkwoord (envahis, envahit, envahissons, envahissez, )
    • chercher werkwoord (cherche, cherches, cherchons, cherchez, )
    • pénétrer dans werkwoord
    • s'informer werkwoord

Conjugations for opzoeken:

o.t.t.
  1. zoek op
  2. zoekt op
  3. zoekt op
  4. zoeken op
  5. zoeken op
  6. zoeken op
o.v.t.
  1. zocht op
  2. zocht op
  3. zocht op
  4. zochten op
  5. zochten op
  6. zochten op
v.t.t.
  1. heb opgezocht
  2. hebt opgezocht
  3. heeft opgezocht
  4. hebben opgezocht
  5. hebben opgezocht
  6. hebben opgezocht
v.v.t.
  1. had opgezocht
  2. had opgezocht
  3. had opgezocht
  4. hadden opgezocht
  5. hadden opgezocht
  6. hadden opgezocht
o.t.t.t.
  1. zal opzoeken
  2. zult opzoeken
  3. zal opzoeken
  4. zullen opzoeken
  5. zullen opzoeken
  6. zullen opzoeken
o.v.t.t.
  1. zou opzoeken
  2. zou opzoeken
  3. zou opzoeken
  4. zouden opzoeken
  5. zouden opzoeken
  6. zouden opzoeken
en verder
  1. ben opgezocht
  2. bent opgezocht
  3. is opgezocht
  4. zijn opgezocht
  5. zijn opgezocht
  6. zijn opgezocht
diversen
  1. zoek op!
  2. zoekt op!
  3. opgezocht
  4. opzoekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opzoeken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- naslag
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aller voir aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
chercher aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; naslaan; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen afhalen en meenemen; afzoeken; naspeuren; nasporen; om zich heen kijken; onderzoeken; ophalen; oppikken; rondkijken; rondneuzen; rondscharrelen; rondsnuffelen; rondzien; struinen; zich oriënteren; zien te vinden; zoeken
consulter aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; naslaan; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen consulteren; raadplegen; ruggespraak houden
envahir aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen binnen gaan; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; invallen; naar binnen vallen; onder gezag brengen; onderwerpen; onverwachts langskomen; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; penetreren; zich meester maken van
faire une invasion aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen binnendringen; binnenvallen; doordringen; invallen; penetreren
fréquenter aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bezoeken; frequenteren; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; omgaan; omgaan met; op visite gaan; optrekken; verkeren; voorbijkomen
passer aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aangeven; aanlopen; aanreiken; aantrekken; aflopen; besteden; dichttrekken; doorbrengen; doordrukken; doorheen reizen; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; dwars oversteken; erdoor komen; geven; inhalen; komen aanlopen; oversteken; passeren; reiken; reizen door; schenken; slijten; toestoppen; vergaan; verlenen; verlopen; verstrekken; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijrijden; voorbijvaren
pénétrer dans aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen betreden; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenstappen; binnentreden; binnentrekken; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; invallen; penetreren; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen
rendre visite aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen aankomen; bezoeken; iemand opzoeken; langsgaan; langskomen; op visite gaan; voorbijkomen
rendre visite à aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen opwachting maken
s'informer aankomen; bezoeken; inlopen; langskomen; naslaan; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen bestuderen; informeren; lezen; naspeuren; nasporen; navorsen; navraag doen; navragen
- bezoeken

Synoniemen voor "opzoeken":


Verwante definities voor "opzoeken":

  1. bij hem op visite gaan1
    • wanneer kom je me eens opzoeken?1
  2. proberen het te vinden1
    • zoek dat woord op in een woordenboek1

Wiktionary: opzoeken

opzoeken
verb
  1. Se donner du mouvement, du soin, de la peine pour découvrir quelqu’un ou quelque chose (Sens général)
  2. plaisanter quelqu’un ou quelque chose, lui parler ou en parler avec moquerie.
  3. désuet|fr aller voir quelqu’un chez lui sans séjourner.

Cross Translation:
FromToVia
opzoeken chercher look up — to obtain information about something from a text source
opzoeken visiter visit — to go and meet (someone)

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van opzoeken