Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- opzet:
- opzetten:
-
Wiktionary:
- opzet → plan, projet
- opzet → intention, mise en page, maquette, résolution, début
- opzetten → déployer, gonfler, hérisser, rembourrer
- opzetten → installer, mettre en place
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opzet (Nederlands) in het Frans
opzet:
Vertaal Matrix voor opzet:
Verwante woorden van "opzet":
Synoniemen voor "opzet":
Verwante definities voor "opzet":
Wiktionary: opzet
opzet
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opzet | → intention | ↔ intention — course intended to follow |
• opzet | → mise en page; maquette | ↔ layout — process of arranging media content for publishing |
• opzet | → intention | ↔ purpose — intention |
• opzet | → intention | ↔ Vorsatz — Rechtssprache: willentliche Herbeiführung eines Schadens, oder billigen Inkaufnahme eines Schadens, bzw. willentliche Missachtung der Rechtsvorschriften (kein Plural) |
• opzet | → résolution | ↔ Vorsatz — meist Plural: etwas das man sich vornehmen hat |
• opzet | → début | ↔ Ansatz — erste erkennbare Zeichen von etwas |
• opzet | → intention | ↔ Absicht — geplante noch nicht abgeschlossene Handlung |
opzet vorm van opzetten:
-
opzetten (iemand opstoken; opjutten)
animer quelqu'un; monter la tête à quelqu'un-
animer quelqu'un werkwoord
-
monter la tête à quelqu'un werkwoord
-
-
opzetten
empailler des animaux-
empailler des animaux werkwoord
-
-
opzetten (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
augmenter; accroître; croître; grandir; agrandir; grossir; amplifier; s'étendre; s'accroître; s'agrandir; s'amplifier; s'élargir-
augmenter werkwoord (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, augmentent, augmentais, augmentait, augmentions, augmentiez, augmentaient, augmentai, augmentas, augmenta, augmentâmes, augmentâtes, augmentèrent, augmenterai, augmenteras, augmentera, augmenterons, augmenterez, augmenteront)
-
accroître werkwoord
-
croître werkwoord (croîs, croît, croissons, croissez, croissent, croissais, croissions, croissiez, croissaient, crûs, crût, crûmes, crûtes, crûrent, croîtrai, croîtras, croîtra, croîtrons, croîtrez, croîtront)
-
grandir werkwoord (grandis, grandit, grandissons, grandissez, grandissent, grandissais, grandissait, grandissions, grandissiez, grandissaient, grandîmes, grandîtes, grandirent, grandirai, grandiras, grandira, grandirons, grandirez, grandiront)
-
agrandir werkwoord (agrandis, agrandit, agrandissons, agrandissez, agrandissent, agrandissais, agrandissait, agrandissions, agrandissiez, agrandissaient, agrandîmes, agrandîtes, agrandirent, agrandirai, agrandiras, agrandira, agrandirons, agrandirez, agrandiront)
-
grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, grossissent, grossissais, grossissait, grossissions, grossissiez, grossissaient, grossîmes, grossîtes, grossirent, grossirai, grossiras, grossira, grossirons, grossirez, grossiront)
-
amplifier werkwoord (amplifie, amplifies, amplifions, amplifiez, amplifient, amplifiais, amplifiait, amplifiions, amplifiiez, amplifiaient, amplifiai, amplifias, amplifia, amplifiâmes, amplifiâtes, amplifièrent, amplifierai, amplifieras, amplifiera, amplifierons, amplifierez, amplifieront)
-
s'étendre werkwoord
-
s'accroître werkwoord
-
s'agrandir werkwoord
-
s'amplifier werkwoord
-
s'élargir werkwoord
-
Conjugations for opzetten:
o.t.t.
- zet op
- zet op
- zet op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
o.v.t.
- zette op
- zette op
- zette op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
v.t.t.
- heb opgezet
- hebt opgezet
- heeft opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
v.v.t.
- had opgezet
- had opgezet
- had opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
o.t.t.t.
- zal opzetten
- zult opzetten
- zal opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
o.v.t.t.
- zou opzetten
- zou opzetten
- zou opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
en verder
- is opgezet
- zijn opgezet
diversen
- zet op!
- zet op!
- opgezet
- opzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opzetten:
Verwante woorden van "opzetten":
Wiktionary: opzetten
opzetten
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opzetten | → installer | ↔ install — set something up for use |
• opzetten | → mettre en place; installer | ↔ set up — to ready something for use |