Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opwellen (Nederlands) in het Frans
opwellen:
-
opwellen (opborrelen)
bouillonner-
bouillonner werkwoord (bouillonne, bouillonnes, bouillonnons, bouillonnez, bouillonnent, bouillonnais, bouillonnait, bouillonnions, bouillonniez, bouillonnaient, bouillonnai, bouillonnas, bouillonna, bouillonnâmes, bouillonnâtes, bouillonnèrent, bouillonnerai, bouillonneras, bouillonnera, bouillonnerons, bouillonnerez, bouillonneront)
-
-
opwellen (in het hoofd opkomen)
Conjugations for opwellen:
o.t.t.
- wel op
- welt op
- welt op
- wellen op
- wellen op
- wellen op
o.v.t.
- welde op
- welde op
- welde op
- welden op
- welden op
- welden op
v.t.t.
- ben opgeweld
- bent opgeweld
- is opgeweld
- zijn opgeweld
- zijn opgeweld
- zijn opgeweld
v.v.t.
- was opgeweld
- was opgeweld
- was opgeweld
- waren opgeweld
- waren opgeweld
- waren opgeweld
o.t.t.t.
- zal opwellen
- zult opwellen
- zal opwellen
- zullen opwellen
- zullen opwellen
- zullen opwellen
o.v.t.t.
- zou opwellen
- zou opwellen
- zou opwellen
- zouden opwellen
- zouden opwellen
- zouden opwellen
diversen
- wel op!
- welt op!
- opgeweld
- opwellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opwellen
Vertaal Matrix voor opwellen:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
jaillir | opwellen | |
surgir | opwellen | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bouillonner | opborrelen; opwellen | brullen; fulmineren; het uitgillen; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitroepen; uitschreeuwen |
jaillir | in het hoofd opkomen; opwellen | borrelen; flitsen; lichten; oplichten; spatten; spetteren; vlammen; vlammen uitslaan; wellen |
surgir | gaan staan; omhoog schieten; omhoogrijzen; opdagen; opdoemen; opduiken; opkomen; oprijzen; opschieten; opstaan; rijzen; uit de grond schieten; verrijzen; verschijnen |
Wiktionary: opwellen
opwellen
verb
-
Se dégager par particules impondérables d’un corps dont la substance n’en est ni diminuer, ni altérer sensiblement.