Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- opstaan:
-
Wiktionary:
- opstaan → se lever, sortir du lit, être sur le feu, se mettre debout, surgir, sursauter
- opstaan → se lever, rebeller, se mettre debout
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opstaan (Nederlands) in het Frans
opstaan:
-
opstaan (verheffen; gaan staan; omhoogkomen)
se lever; lever; se mettre debout; relever; se dresser; monter; dresser; s'élever-
se lever werkwoord
-
lever werkwoord (lève, lèves, levons, levez, lèvent, levais, levait, levions, leviez, levaient, levai, levas, leva, levâmes, levâtes, levèrent, lèverai, lèveras, lèvera, lèverons, lèverez, lèveront)
-
se mettre debout werkwoord
-
relever werkwoord (relève, relèves, relevons, relevez, relèvent, relevais, relevait, relevions, releviez, relevaient, relevai, relevas, releva, relevâmes, relevâtes, relevèrent, relèverai, relèveras, relèvera, relèverons, relèverez, relèveront)
-
se dresser werkwoord
-
monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
dresser werkwoord (dresse, dresses, dressons, dressez, dressent, dressais, dressait, dressions, dressiez, dressaient, dressai, dressas, dressa, dressâmes, dressâtes, dressèrent, dresserai, dresseras, dressera, dresserons, dresserez, dresseront)
-
s'élever werkwoord
-
-
opstaan (gaan staan; rijzen; omhoogrijzen)
se lever; monter; surgir; se dresser; s'élever; venir en haut-
se lever werkwoord
-
monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, surgissent, surgissais, surgissait, surgissions, surgissiez, surgissaient, surgîmes, surgîtes, surgirent, surgirai, surgiras, surgira, surgirons, surgirez, surgiront)
-
se dresser werkwoord
-
s'élever werkwoord
-
venir en haut werkwoord
-
Conjugations for opstaan:
o.t.t.
- sta op
- staat op
- staat op
- staan op
- staan op
- staan op
o.v.t.
- stond op
- stond op
- stond op
- stonden op
- stonden op
- stonden op
v.t.t.
- ben opgestaan
- bent opgestaan
- is opgestaan
- zijn opgestaan
- zijn opgestaan
- zijn opgestaan
v.v.t.
- was opgestaan
- was opgestaan
- was opgestaan
- waren opgestaan
- waren opgestaan
- waren opgestaan
o.t.t.t.
- zal opstaan
- zult opstaan
- zal opstaan
- zullen opstaan
- zullen opstaan
- zullen opstaan
o.v.t.t.
- zou opstaan
- zou opstaan
- zou opstaan
- zouden opstaan
- zouden opstaan
- zouden opstaan
diversen
- sta op!
- staat op!
- opgestaan
- opstaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opstaan:
Verwante definities voor "opstaan":
Wiktionary: opstaan
opstaan
Cross Translation:
verb
opstaan
-
gaan staan
- opstaan → se lever
-
het bed verlaten
- opstaan → se lever; sortir du lit
-
(koken) op het vuur staan
- opstaan → être sur le feu
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opstaan | → se lever | ↔ arise — get up, stand up |
• opstaan | → se lever | ↔ get up — to rise from one's bed |
• opstaan | → rebeller | ↔ rebel — to resist or become defiant towards |
• opstaan | → se lever | ↔ stand — to rise to one’s feet |
• opstaan | → se lever; se mettre debout | ↔ stand up — rise from a sitting position |
• opstaan | → se lever | ↔ aufstehen — Hilfsverb sein: sich von seinem Sitz erheben |
• opstaan | → se lever | ↔ aufstehen — Hilfsverb sein: sich vom Nachtlager (Bett) erheben |