Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opspatten (Nederlands) in het Frans
opspatten:
-
opspatten
éclabousser; gicler-
éclabousser werkwoord (éclabousse, éclabousses, éclaboussons, éclaboussez, éclaboussent, éclaboussais, éclaboussait, éclaboussions, éclaboussiez, éclaboussaient, éclaboussai, éclaboussas, éclaboussa, éclaboussâmes, éclaboussâtes, éclaboussèrent, éclabousserai, éclabousseras, éclaboussera, éclabousserons, éclabousserez, éclabousseront)
-
gicler werkwoord (gicle, gicles, giclons, giclez, giclent, giclais, giclait, giclions, gicliez, giclaient, giclai, giclas, gicla, giclâmes, giclâtes, giclèrent, giclerai, gicleras, giclera, giclerons, giclerez, gicleront)
-
Conjugations for opspatten:
o.t.t.
- spat op
- spat op
- spat op
- spatten op
- spatten op
- spatten op
o.v.t.
- spatte op
- spatte op
- spatte op
- spatten op
- spatten op
- spatten op
v.t.t.
- ben opgespat
- bent opgespat
- is opgespat
- zijn opgespat
- zijn opgespat
- zijn opgespat
v.v.t.
- was opgespat
- was opgespat
- was opgespat
- waren opgespat
- waren opgespat
- waren opgespat
o.t.t.t.
- zal opspatten
- zult opspatten
- zal opspatten
- zullen opspatten
- zullen opspatten
- zullen opspatten
o.v.t.t.
- zou opspatten
- zou opspatten
- zou opspatten
- zouden opspatten
- zouden opspatten
- zouden opspatten
diversen
- spat op!
- spatt op!
- opgespat
- opspattend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opspatten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
gicler | opspatten | golven; golvend bewegen; in de hoogte spuiten; opspuiten; spatten; spetteren |
éclabousser | opspatten | spatten; spetteren |