Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opschrikken (Nederlands) in het Frans
opschrikken:
-
opschrikken
effaroucher; sursauter; faire sursauter-
effaroucher werkwoord (effarouche, effarouches, effarouchons, effarouchez, effarouchent, effarouchais, effarouchait, effarouchions, effarouchiez, effarouchaient, effarouchai, effarouchas, effaroucha, effarouchâmes, effarouchâtes, effarouchèrent, effaroucherai, effaroucheras, effarouchera, effaroucherons, effaroucherez, effaroucheront)
-
sursauter werkwoord (sursaute, sursautes, sursautons, sursautez, sursautent, sursautais, sursautait, sursautions, sursautiez, sursautaient, sursautai, sursautas, sursauta, sursautâmes, sursautâtes, sursautèrent, sursauterai, sursauteras, sursautera, sursauterons, sursauterez, sursauteront)
-
faire sursauter werkwoord
-
Conjugations for opschrikken:
o.t.t.
- schrik op
- schrikt op
- schrikt op
- schrikken op
- schrikken op
- schrikken op
o.v.t.
- schrok op
- schrok op
- schrok op
- schrokken op
- schrokken op
- schrokken op
v.t.t.
- heb opgeschrokken
- hebt opgeschrokken
- heeft opgeschrokken
- hebben opgeschrokken
- hebben opgeschrokken
- hebben opgeschrokken
v.v.t.
- had opgeschrokken
- had opgeschrokken
- had opgeschrokken
- hadden opgeschrokken
- hadden opgeschrokken
- hadden opgeschrokken
o.t.t.t.
- zal opschrikken
- zult opschrikken
- zal opschrikken
- zullen opschrikken
- zullen opschrikken
- zullen opschrikken
o.v.t.t.
- zou opschrikken
- zou opschrikken
- zou opschrikken
- zouden opschrikken
- zouden opschrikken
- zouden opschrikken
en verder
- ben opgeschrokken
- bent opgeschrokken
- is opgeschrokken
- zijn opgeschrokken
- zijn opgeschrokken
- zijn opgeschrokken
diversen
- schrik op!
- schrikt op!
- opgeschrokken
- opschrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opschrikken
Vertaal Matrix voor opschrikken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
sursauter | opschrikken | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
effaroucher | opschrikken | |
faire sursauter | opschrikken | doen opschrikken |
sursauter | opschrikken | heen en weer zwaaien; opveren; slingeren; zwaaien; zwenken |
Wiktionary: opschrikken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opschrikken | → sursauter | ↔ jump — react to a sudden stimulus by jerking the body violently |