Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
-
opgewekt:
- joyeux; gai; joyeuse; joyeusement; gaiement; gaie; animé; heureux; de bonne humeur; enjoué; content; enchanté; avec joie; ravi; satisfait; réjouissant; avec sérénité; transporté de joie; réjoui; avec enjouement; pétulant; plein de joie; vif; turbulent; très gai; vivement; avec vivacité; vive; remuant; jovial; alerte; avec animation; serein; ayant l'esprit léger
- opwekken:
- Wiktionary:
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opgewekt (Nederlands) in het Frans
opgewekt:
-
opgewekt (vrolijk; blijmoedig; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig)
-
opgewekt (vrolijk; blij; blijmoedig; opgetogen; blijgestemd)
joyeux; heureux; gai; de bonne humeur; joyeusement; enjoué; content; enchanté; avec joie; ravi; satisfait; réjouissant; avec sérénité; transporté de joie; réjoui; avec enjouement-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
heureux bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne humeur bijvoeglijk naamwoord
-
joyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
enjoué bijvoeglijk naamwoord
-
content bijvoeglijk naamwoord
-
enchanté bijvoeglijk naamwoord
-
avec joie bijvoeglijk naamwoord
-
ravi bijvoeglijk naamwoord
-
satisfait bijvoeglijk naamwoord
-
réjouissant bijvoeglijk naamwoord
-
avec sérénité bijvoeglijk naamwoord
-
transporté de joie bijvoeglijk naamwoord
-
réjoui bijvoeglijk naamwoord
-
avec enjouement bijvoeglijk naamwoord
-
-
opgewekt (monter; vrolijk; levendig; levenslustig; blij; dartel; blijmoedig; tierig; opgetogen)
pétulant; plein de joie; vif; joyeuse; turbulent; enjoué; ravi; joyeux; très gai; vivement; avec vivacité; transporté de joie; vive; gai; gaie; joyeusement; de bonne humeur; avec joie; heureux; enchanté; remuant; gaiement; jovial; avec enjouement; animé; alerte; réjouissant; avec animation-
pétulant bijvoeglijk naamwoord
-
plein de joie bijvoeglijk naamwoord
-
vif bijvoeglijk naamwoord
-
joyeuse bijvoeglijk naamwoord
-
turbulent bijvoeglijk naamwoord
-
enjoué bijvoeglijk naamwoord
-
ravi bijvoeglijk naamwoord
-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
très gai bijvoeglijk naamwoord
-
vivement bijvoeglijk naamwoord
-
avec vivacité bijvoeglijk naamwoord
-
transporté de joie bijvoeglijk naamwoord
-
vive bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
gaie bijvoeglijk naamwoord
-
joyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne humeur bijvoeglijk naamwoord
-
avec joie bijvoeglijk naamwoord
-
heureux bijvoeglijk naamwoord
-
enchanté bijvoeglijk naamwoord
-
remuant bijvoeglijk naamwoord
-
gaiement bijvoeglijk naamwoord
-
jovial bijvoeglijk naamwoord
-
avec enjouement bijvoeglijk naamwoord
-
animé bijvoeglijk naamwoord
-
alerte bijvoeglijk naamwoord
-
réjouissant bijvoeglijk naamwoord
-
avec animation bijvoeglijk naamwoord
-
-
opgewekt (blijmoedig)
joyeux; joyeusement; de bonne humeur; gai; enjoué; gaiement; avec enjouement-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
joyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
de bonne humeur bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
enjoué bijvoeglijk naamwoord
-
gaiement bijvoeglijk naamwoord
-
avec enjouement bijvoeglijk naamwoord
-
-
opgewekt (goedgeluimd; goedgehumeurd; welgemoed; welgestemd)
de bonne humeur; joyeux; gai; joyeusement; serein; enjoué; gaiement; avec enjouement; avec sérénité-
de bonne humeur bijvoeglijk naamwoord
-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
gai bijvoeglijk naamwoord
-
joyeusement bijvoeglijk naamwoord
-
serein bijvoeglijk naamwoord
-
enjoué bijvoeglijk naamwoord
-
gaiement bijvoeglijk naamwoord
-
avec enjouement bijvoeglijk naamwoord
-
avec sérénité bijvoeglijk naamwoord
-
-
opgewekt (opgetogen)
joyeux; enchanté; ravi; ayant l'esprit léger-
joyeux bijvoeglijk naamwoord
-
enchanté bijvoeglijk naamwoord
-
ravi bijvoeglijk naamwoord
-
ayant l'esprit léger bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor opgewekt:
Verwante woorden van "opgewekt":
opgewekt vorm van opwekken:
-
opwekken (aandrijven; aansporen; stimuleren; prikkelen; opkrikken)
inciter; stimuler; aguillonner; mettre en marche; pousser; actionner-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
aguillonner werkwoord
-
mettre en marche werkwoord
-
pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, poussent, poussais, poussait, poussions, poussiez, poussaient, poussai, poussas, poussa, poussâmes, poussâtes, poussèrent, pousserai, pousseras, poussera, pousserons, pousserez, pousseront)
-
actionner werkwoord (actionne, actionnes, actionnons, actionnez, actionnent, actionnais, actionnait, actionnions, actionniez, actionnaient, actionnai, actionnas, actionna, actionnâmes, actionnâtes, actionnèrent, actionnerai, actionneras, actionnera, actionnerons, actionnerez, actionneront)
-
-
opwekken (verlevendigen; tot leven wekken; activeren; reanimeren; opleven)
raviver; ranimer; aviver; vitaliser; vivifier; animer-
raviver werkwoord (ravive, ravives, ravivons, ravivez, ravivent, ravivais, ravivait, ravivions, raviviez, ravivaient, ravivai, ravivas, raviva, ravivâmes, ravivâtes, ravivèrent, raviverai, raviveras, ravivera, raviverons, raviverez, raviveront)
-
ranimer werkwoord (ranime, ranimes, ranimons, ranimez, raniment, ranimais, ranimait, ranimions, ranimiez, ranimaient, ranimai, ranimas, ranima, ranimâmes, ranimâtes, ranimèrent, ranimerai, ranimeras, ranimera, ranimerons, ranimerez, ranimeront)
-
aviver werkwoord (avive, avives, avivons, avivez, avivent, avivais, avivait, avivions, aviviez, avivaient, avivai, avivas, aviva, avivâmes, avivâtes, avivèrent, aviverai, aviveras, avivera, aviverons, aviverez, aviveront)
-
vitaliser werkwoord
-
vivifier werkwoord (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, vivifient, vivifiais, vivifiait, vivifiions, vivifiiez, vivifiaient, vivifiai, vivifias, vivifia, vivifiâmes, vivifiâtes, vivifièrent, vivifierai, vivifieras, vivifiera, vivifierons, vivifierez, vivifieront)
-
animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, animent, animais, animait, animions, animiez, animaient, animai, animas, anima, animâmes, animâtes, animèrent, animerai, animeras, animera, animerons, animerez, animeront)
-
-
opwekken (prikkelen; opwinden; stimuleren)
exciter; allumer; aiguiser; inciter; aiguillonner; picoter; ameuter; piquer; stimuler-
exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, excitent, excitais, excitait, excitions, excitiez, excitaient, excitai, excitas, excita, excitâmes, excitâtes, excitèrent, exciterai, exciteras, excitera, exciterons, exciterez, exciteront)
-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
aiguiser werkwoord (aiguise, aiguises, aiguisons, aiguisez, aiguisent, aiguisais, aiguisait, aiguisions, aiguisiez, aiguisaient, aiguisai, aiguisas, aiguisa, aiguisâmes, aiguisâtes, aiguisèrent, aiguiserai, aiguiseras, aiguisera, aiguiserons, aiguiserez, aiguiseront)
-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
aiguillonner werkwoord (aiguillonne, aiguillonnes, aiguillonnons, aiguillonnez, aiguillonnent, aiguillonnais, aiguillonnait, aiguillonnions, aiguillonniez, aiguillonnaient, aiguillonnai, aiguillonnas, aiguillonna, aiguillonnâmes, aiguillonnâtes, aiguillonnèrent, aiguillonnerai, aiguillonneras, aiguillonnera, aiguillonnerons, aiguillonnerez, aiguillonneront)
-
picoter werkwoord (picote, picotes, picotons, picotez, picotent, picotais, picotait, picotions, picotiez, picotaient, picotai, picotas, picota, picotâmes, picotâtes, picotèrent, picoterai, picoteras, picotera, picoterons, picoterez, picoteront)
-
ameuter werkwoord (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, ameutent, ameutais, ameutait, ameutions, ameutiez, ameutaient, ameutai, ameutas, ameuta, ameutâmes, ameutâtes, ameutèrent, ameuterai, ameuteras, ameutera, ameuterons, ameuterez, ameuteront)
-
piquer werkwoord (pique, piques, piquons, piquez, piquent, piquais, piquait, piquions, piquiez, piquaient, piquai, piquas, piqua, piquâmes, piquâtes, piquèrent, piquerai, piqueras, piquera, piquerons, piquerez, piqueront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
-
opwekken (stimuleren; aanmoedigen; activeren; oppeppen; bezielen)
enflammer; stimuler; vivifier; activer; raviver; animer-
enflammer werkwoord (enflamme, enflammes, enflammons, enflammez, enflamment, enflammais, enflammait, enflammions, enflammiez, enflammaient, enflammai, enflammas, enflamma, enflammâmes, enflammâtes, enflammèrent, enflammerai, enflammeras, enflammera, enflammerons, enflammerez, enflammeront)
-
stimuler werkwoord (stimule, stimules, stimulons, stimulez, stimulent, stimulais, stimulait, stimulions, stimuliez, stimulaient, stimulai, stimulas, stimula, stimulâmes, stimulâtes, stimulèrent, stimulerai, stimuleras, stimulera, stimulerons, stimulerez, stimuleront)
-
vivifier werkwoord (vivifie, vivifies, vivifions, vivifiez, vivifient, vivifiais, vivifiait, vivifiions, vivifiiez, vivifiaient, vivifiai, vivifias, vivifia, vivifiâmes, vivifiâtes, vivifièrent, vivifierai, vivifieras, vivifiera, vivifierons, vivifierez, vivifieront)
-
activer werkwoord (active, actives, activons, activez, activent, activais, activait, activions, activiez, activaient, activai, activas, activa, activâmes, activâtes, activèrent, activerai, activeras, activera, activerons, activerez, activeront)
-
raviver werkwoord (ravive, ravives, ravivons, ravivez, ravivent, ravivais, ravivait, ravivions, raviviez, ravivaient, ravivai, ravivas, raviva, ravivâmes, ravivâtes, ravivèrent, raviverai, raviveras, ravivera, raviverons, raviverez, raviveront)
-
animer werkwoord (anime, animes, animons, animez, animent, animais, animait, animions, animiez, animaient, animai, animas, anima, animâmes, animâtes, animèrent, animerai, animeras, animera, animerons, animerez, animeront)
-
Conjugations for opwekken:
o.t.t.
- wek op
- wekt op
- wekt op
- wekken op
- wekken op
- wekken op
o.v.t.
- wekte op
- wekte op
- wekte op
- wekten op
- wekten op
- wekten op
v.t.t.
- heb opgewekt
- hebt opgewekt
- heeft opgewekt
- hebben opgewekt
- hebben opgewekt
- hebben opgewekt
v.v.t.
- had opgewekt
- had opgewekt
- had opgewekt
- hadden opgewekt
- hadden opgewekt
- hadden opgewekt
o.t.t.t.
- zal opwekken
- zult opwekken
- zal opwekken
- zullen opwekken
- zullen opwekken
- zullen opwekken
o.v.t.t.
- zou opwekken
- zou opwekken
- zou opwekken
- zouden opwekken
- zouden opwekken
- zouden opwekken
en verder
- is opgewekt
- zijn opgewekt
diversen
- wek op!
- wekt op!
- opgewekt
- opwekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opwekken (instigeren)