Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgeschroefd (Nederlands) in het Frans

opgeschroefd:

opgeschroefd bijvoeglijk naamwoord

  1. opgeschroefd
    exagéré

Vertaal Matrix voor opgeschroefd:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exagéré opgeschroefd aangedikt; aanstellerig; buitengewoon; buitenissig; buitensporig; extravagant; hyperbolisch; overdadig; overdreven; overdrijvend; overmatig; theatraal

opgeschroefd vorm van opschroeven:

opschroeven werkwoord (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)

  1. opschroeven (veel doen stijgen; opdrijven)
    augmenter; pousser; gonfler; faire monter beaucoup; hausser; majorer
    • augmenter werkwoord (augmente, augmentes, augmentons, augmentez, )
    • pousser werkwoord (pousse, pousses, poussons, poussez, )
    • gonfler werkwoord (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
    • hausser werkwoord (hausse, hausses, haussons, haussez, )
    • majorer werkwoord (majore, majores, majorons, majorez, )
  2. opschroeven (overdreven voorstellen; overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken)
    exagérer; souligner; charger; enfler; grossir; renforcer; outrer
    • exagérer werkwoord (exagère, exagères, exagérons, exagérez, )
    • souligner werkwoord (souligne, soulignes, soulignons, soulignez, )
    • charger werkwoord (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • enfler werkwoord (enfle, enfles, enflons, enflez, )
    • grossir werkwoord (grossis, grossit, grossissons, grossissez, )
    • renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )
    • outrer werkwoord

Conjugations for opschroeven:

o.t.t.
  1. schroef op
  2. schroeft op
  3. schroeft op
  4. schroeven op
  5. schroeven op
  6. schroeven op
o.v.t.
  1. schroefde op
  2. schroefde op
  3. schroefde op
  4. schroefden op
  5. schroefden op
  6. schroefden op
v.t.t.
  1. heb opgeschroefd
  2. hebt opgeschroefd
  3. heeft opgeschroefd
  4. hebben opgeschroefd
  5. hebben opgeschroefd
  6. hebben opgeschroefd
v.v.t.
  1. had opgeschroefd
  2. had opgeschroefd
  3. had opgeschroefd
  4. hadden opgeschroefd
  5. hadden opgeschroefd
  6. hadden opgeschroefd
o.t.t.t.
  1. zal opschroeven
  2. zult opschroeven
  3. zal opschroeven
  4. zullen opschroeven
  5. zullen opschroeven
  6. zullen opschroeven
o.v.t.t.
  1. zou opschroeven
  2. zou opschroeven
  3. zou opschroeven
  4. zouden opschroeven
  5. zouden opschroeven
  6. zouden opschroeven
en verder
  1. ben opgeschroefd
  2. bent opgeschroefd
  3. is opgeschroefd
  4. zijn opgeschroefd
  5. zijn opgeschroefd
  6. zijn opgeschroefd
diversen
  1. schroef op!
  2. schroeft op!
  3. opgeschroefd
  4. opschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opschroeven:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
augmenter opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; aanzwiepen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger draaien; hoger maken; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogdraaien; omhooggaan; omhoogstijgen; opdraaien; opdrijven; ophogen; opvoeren; opzetten; rijzen; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; verhogen; vermeerderen; voortdrijven; voortjagen; wegjagen; zich vermeerderen
charger aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aanklagen; aantijgen; beladen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; farceren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opdragen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opvullen; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; vullen; zwaarder maken
enfler aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven bollen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opbollen; openen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
exagérer aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aandikken; grootspreken; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opscheppen; overdrijven
faire monter beaucoup opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen
gonfler opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen dik worden; doen zwellen; expanderen; farceren; laten exploderen; opblazen; openen; opvullen; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; vullen; zwellen
grossir aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aandikken; aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bollen; de hoogte ingaan; dik worden; dikker worden; expanderen; geconcentreerder worden; gedijen; groeien; groter worden; iets overdreven voorstellen; laten exploderen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogstijgen; opblazen; opbollen; openen; opkloppen; opzetten; opzwellen; overdrijven; rijzen; stijgen; stollen; talrijker maken; toenemen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; verbreiden; verdikken; vergroten; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
hausser opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen ophogen; verhogen
majorer opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen hoger maken; majoreren; verhogen
outrer aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven
pousser opdrijven; opschroeven; veel doen stijgen aandrijven; aandringen; aanduwen; aanhouden; aansporen; aanstoten; aanzwiepen; afschrikken; agiteren; bang maken; dringen; duwen; gedijen; gisten; groeien; groot worden; in beroering brengen; kiemen; omhoog schieten; omroeren; ontkiemen; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; op iets aandringen; opdrijven; opdringen; opduwen; openstoten; opgroeien; opkrikken; oppoken; opschieten; opschuiven; opstoken; opwekken; plaats maken; prikkelen; roeren; schuiven; stimuleren; tieren; uit de grond schieten; uit de kiem te voorschijn komen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; verderhelpen; verplaatsen; verschrikken; verzetten; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; voortkomen uit; voortschuiven; vooruitbrengen; vooruitduwen; vooruithelpen; wassen; wegjagen
renforcer aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven aandikken; aanhalen; aanscherpen; bevestigen; bezwaren; consolideren; ergens aan bevestigen; gewicht toevoegen; iets overdreven voorstellen; intensiveren; opblazen; opkloppen; overdrijven; sterken; sterker maken; sterker worden; toespitsen; vastmaken; vastzetten; verhevigen; verscherpen; versterken; verstevigen; verzwaren; zwaarder maken
souligner aandikken; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven accentueren; beklemtonen; benadrukken; betonen; onderstrepen