Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opgehitst (Nederlands) in het Frans
opgehitst:
-
opgehitst (opgefokt)
excité; exaspéré; énervé; pourchassé-
excité bijvoeglijk naamwoord
-
exaspéré bijvoeglijk naamwoord
-
énervé bijvoeglijk naamwoord
-
pourchassé bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor opgehitst:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
énervé | neuroot; zenuwlijder; zenuwpees | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
exaspéré | opgefokt; opgehitst | boos; dol; furieus; hels; kwaad; laaiend; nijdig; razend; spinnijdig; tierend; toornig; vertoornd; woedend; woest; ziedend |
excité | opgefokt; opgehitst | geagiteerd; geil; gepassioneerd; hartstochtelijk; heet; heftig; hitsig; levendig; met hevige passie; opgewonden; seksueel opgewonden; verhit; vurig |
pourchassé | opgefokt; opgehitst | |
énervé | opgefokt; opgehitst | aangebrand; gehaast; gejaagd; geprikkeld; gespannen; gestressd; gestressed; geërgerd; geïrriteerd; haastig; jachtig; opgejaagd; pissig; prikkelbaar |
Verwante woorden van "opgehitst":
ophitsen:
-
ophitsen (uitlokken; aanleiding geven tot; provoceren; uitdagen)
susciter; inciter à; provoquer-
susciter werkwoord (suscite, suscites, suscitons, suscitez, suscitent, suscitais, suscitait, suscitions, suscitiez, suscitaient, suscitai, suscitas, suscita, suscitâmes, suscitâtes, suscitèrent, susciterai, susciteras, suscitera, susciterons, susciterez, susciteront)
-
inciter à werkwoord
-
provoquer werkwoord (provoque, provoques, provoquons, provoquez, provoquent, provoquais, provoquait, provoquions, provoquiez, provoquaient, provoquai, provoquas, provoqua, provoquâmes, provoquâtes, provoquèrent, provoquerai, provoqueras, provoquera, provoquerons, provoquerez, provoqueront)
-
-
ophitsen (opjagen; jachten; voortjagen; opdrijven)
presser; chasser-
presser werkwoord (presse, presses, pressons, pressez, pressent, pressais, pressait, pressions, pressiez, pressaient, pressai, pressas, pressa, pressâmes, pressâtes, pressèrent, presserai, presseras, pressera, presserons, presserez, presseront)
-
chasser werkwoord (chasse, chasses, chassons, chassez, chassent, chassais, chassait, chassions, chassiez, chassaient, chassai, chassas, chassa, chassâmes, chassâtes, chassèrent, chasserai, chasseras, chassera, chasserons, chasserez, chasseront)
-
-
ophitsen (opruien; aanzetten; opfokken; poken; opstoken; opjutten; aanwakkeren; aanstoken)
inciter; allumer; énerver; ameuter; exciter; semer la discorde-
inciter werkwoord (incite, incites, incitons, incitez, incitent, incitais, incitait, incitions, incitiez, incitaient, incitai, incitas, incita, incitâmes, incitâtes, incitèrent, inciterai, inciteras, incitera, inciterons, inciterez, inciteront)
-
allumer werkwoord (allume, allumes, allumons, allumez, allument, allumais, allumait, allumions, allumiez, allumaient, allumai, allumas, alluma, allumâmes, allumâtes, allumèrent, allumerai, allumeras, allumera, allumerons, allumerez, allumeront)
-
énerver werkwoord (énerve, énerves, énervons, énervez, énervent, énervais, énervait, énervions, énerviez, énervaient, énervai, énervas, énerva, énervâmes, énervâtes, énervèrent, énerverai, énerveras, énervera, énerverons, énerverez, énerveront)
-
ameuter werkwoord (ameute, ameutes, ameutons, ameutez, ameutent, ameutais, ameutait, ameutions, ameutiez, ameutaient, ameutai, ameutas, ameuta, ameutâmes, ameutâtes, ameutèrent, ameuterai, ameuteras, ameutera, ameuterons, ameuterez, ameuteront)
-
exciter werkwoord (excite, excites, excitons, excitez, excitent, excitais, excitait, excitions, excitiez, excitaient, excitai, excitas, excita, excitâmes, excitâtes, excitèrent, exciterai, exciteras, excitera, exciterons, exciterez, exciteront)
-
semer la discorde werkwoord
-
Conjugations for ophitsen:
o.t.t.
- hits op
- hitst op
- hitst op
- hitsen op
- hitsen op
- hitsen op
o.v.t.
- hitste op
- hitste op
- hitste op
- hitsten op
- hitsten op
- hitsten op
v.t.t.
- heb opgehitst
- hebt opgehitst
- heeft opgehitst
- hebben opgehitst
- hebben opgehitst
- hebben opgehitst
v.v.t.
- had opgehitst
- had opgehitst
- had opgehitst
- hadden opgehitst
- hadden opgehitst
- hadden opgehitst
o.t.t.t.
- zal ophitsen
- zult ophitsen
- zal ophitsen
- zullen ophitsen
- zullen ophitsen
- zullen ophitsen
o.v.t.t.
- zou ophitsen
- zou ophitsen
- zou ophitsen
- zouden ophitsen
- zouden ophitsen
- zouden ophitsen
en verder
- ben opgehitst
- bent opgehitst
- is opgehitst
- zijn opgehitst
- zijn opgehitst
- zijn opgehitst
diversen
- hits op!
- hitst op!
- opgehitst
- ophitsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
ophitsen (opstoken; opstokerij; aanstoken)
Vertaal Matrix voor ophitsen:
Wiktionary: ophitsen
ophitsen
Cross Translation:
verb
ophitsen
-
kwaad en opgewonden maken
- ophitsen → exciter
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ophitsen | → encourager | ↔ abet — to assist or encourage in crime |
• ophitsen | → inciter | ↔ incite — to rouse, stir up or excite |
• ophitsen | → émouvoir; agiter | ↔ agitieren — aufwiegeln, Unruhe stiften |