Nederlands
Uitgebreide vertaling voor opbleken (Nederlands) in het Frans
opbleken:
-
opbleken (bleken)
pâlir; étioler-
pâlir werkwoord (pâlis, pâlit, pâlissons, pâlissez, pâlissent, pâlissais, pâlissait, pâlissions, pâlissiez, pâlissaient, pâlîmes, pâlîtes, pâlirent, pâlirai, pâliras, pâlira, pâlirons, pâlirez, pâliront)
-
étioler werkwoord (étiole, étioles, étiolons, étiolez, étiolent, étiolais, étiolait, étiolions, étioliez, étiolaient, étiolai, étiolas, étiola, étiolâmes, étiolâtes, étiolèrent, étiolerai, étioleras, étiolera, étiolerons, étiolerez, étioleront)
-
Conjugations for opbleken:
o.t.t.
- bleek op
- bleekt op
- bleekt op
- bleken op
- bleken op
- bleken op
o.v.t.
- bleekte op
- bleekte op
- bleekte op
- bleekten op
- bleekten op
- bleekten op
v.t.t.
- heb opgebleekt
- hebt opgebleekt
- heeft opgebleekt
- hebben opgebleekt
- hebben opgebleekt
- hebben opgebleekt
v.v.t.
- had opgebleekt
- had opgebleekt
- had opgebleekt
- hadden opgebleekt
- hadden opgebleekt
- hadden opgebleekt
o.t.t.t.
- zal opbleken
- zult opbleken
- zal opbleken
- zullen opbleken
- zullen opbleken
- zullen opbleken
o.v.t.t.
- zou opbleken
- zou opbleken
- zou opbleken
- zouden opbleken
- zouden opbleken
- zouden opbleken
en verder
- ben opgebleekt
- bent opgebleekt
- is opgebleekt
- zijn opgebleekt
- zijn opgebleekt
- zijn opgebleekt
diversen
- bleek op!
- bleekt op!
- opgebleekt
- opblekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor opbleken:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
pâlir | bleken; opbleken | bleek worden; lichter worden van kleur; oplichten; tanen; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verflauwen; verkleuren; verschieten; verslappen; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden |
étioler | bleken; opbleken |