Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. ontgroenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ontgroenen (Nederlands) in het Frans

ontgroenen:

ontgroenen werkwoord (ontgroen, ontgroent, ontgroende, ontgroenden, ontgroend)

  1. ontgroenen
    faire subir le baptême; incorporer; brimer
    • incorporer werkwoord (incorpore, incorpores, incorporons, incorporez, )
    • brimer werkwoord (brime, brimes, brimons, brimez, )

Conjugations for ontgroenen:

o.t.t.
  1. ontgroen
  2. ontgroent
  3. ontgroent
  4. ontgroenen
  5. ontgroenen
  6. ontgroenen
o.v.t.
  1. ontgroende
  2. ontgroende
  3. ontgroende
  4. ontgroenden
  5. ontgroenden
  6. ontgroenden
v.t.t.
  1. ben ontgroend
  2. bent ontgroend
  3. is ontgroend
  4. zijn ontgroend
  5. zijn ontgroend
  6. zijn ontgroend
v.v.t.
  1. was ontgroend
  2. was ontgroend
  3. was ontgroend
  4. waren ontgroend
  5. waren ontgroend
  6. waren ontgroend
o.t.t.t.
  1. zal ontgroenen
  2. zult ontgroenen
  3. zal ontgroenen
  4. zullen ontgroenen
  5. zullen ontgroenen
  6. zullen ontgroenen
o.v.t.t.
  1. zou ontgroenen
  2. zou ontgroenen
  3. zou ontgroenen
  4. zouden ontgroenen
  5. zouden ontgroenen
  6. zouden ontgroenen
diversen
  1. ontgroen!
  2. ontgroent!
  3. ontgroend
  4. ontgroenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ontgroenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brimer ontgroenen brutaliseren; bruuskeren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
faire subir le baptême ontgroenen
incorporer ontgroenen aanvullen; absorberen; completeren; inbouwen; inbrengen; incorporeren; inlijven; insluiten; invoegen; opnemen; opnemen in groter geheel; opslorpen; opslurpen; toevoegen; voltallig maken

Wiktionary: ontgroenen

ontgroenen
verb
  1. Faire qu’une chose ne soit plus aussi saler qu’elle l’était, ou qu’elle ne le soit plus du tout.