Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- ontbloot:
- ontbloten:
-
Wiktionary:
- ontbloten → dénuder, dépouiller
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ontbloot (Nederlands) in het Frans
ontbloot:
-
ontbloot
Vertaal Matrix voor ontbloot:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
nu | naakt; naaktfiguur; naaktschilderij | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dénudé | ontbloot | bar; bloot; naakt; onbegroeid; onbloot |
nu | ontbloot | bloot; naakt; onbloot; onverhuld |
tout nu | ontbloot | bloot; naakt; onbloot |
à nu | ontbloot | open en bloot |
à poil | ontbloot | bloot; moedernaakt; naakt; onbloot; poedelnaakt; spiernaakt |
Verwante woorden van "ontbloot":
ontbloot vorm van ontbloten:
-
ontbloten (bloot leggen)
dévêtir; mettre à nu; déshabiller; dénuder-
dévêtir werkwoord (dévêts, dévêt, dévêtons, dévêtez, dévêtent, dévêtais, dévêtait, dévêtions, dévêtiez, dévêtaient, dévêtis, dévêtit, dévêtîmes, dévêtîtes, dévêtirent, dévêtirai, dévêtiras, dévêtira, dévêtirons, dévêtirez, dévêtiront)
-
mettre à nu werkwoord
-
déshabiller werkwoord (déshabille, déshabilles, déshabillons, déshabillez, déshabillent, déshabillais, déshabillait, déshabillions, déshabilliez, déshabillaient, déshabillai, déshabillas, déshabilla, déshabillâmes, déshabillâtes, déshabillèrent, déshabillerai, déshabilleras, déshabillera, déshabillerons, déshabillerez, déshabilleront)
-
dénuder werkwoord (dénude, dénudes, dénudons, dénudez, dénudent, dénudais, dénudait, dénudions, dénudiez, dénudaient, dénudai, dénudas, dénuda, dénudâmes, dénudâtes, dénudèrent, dénuderai, dénuderas, dénudera, dénuderons, dénuderez, dénuderont)
-
Conjugations for ontbloten:
o.t.t.
- ontbloot
- ontbloot
- ontbloot
- ontbloten
- ontbloten
- ontbloten
o.v.t.
- ontblootte
- ontblootte
- ontblootte
- ontblootten
- ontblootten
- ontblootten
v.t.t.
- heb ontbloot
- hebt ontbloot
- heeft ontbloot
- hebben ontbloot
- hebben ontbloot
- hebben ontbloot
v.v.t.
- had ontbloot
- had ontbloot
- had ontbloot
- hadden ontbloot
- hadden ontbloot
- hadden ontbloot
o.t.t.t.
- zal ontbloten
- zult ontbloten
- zal ontbloten
- zullen ontbloten
- zullen ontbloten
- zullen ontbloten
o.v.t.t.
- zou ontbloten
- zou ontbloten
- zou ontbloten
- zouden ontbloten
- zouden ontbloten
- zouden ontbloten
en verder
- ben ontbloot
- bent ontbloot
- is ontbloot
- zijn ontbloot
- zijn ontbloot
- zijn ontbloot
diversen
- ontbloot!
- ontbloot!
- ontbloot
- ontblotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ontbloten:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dénuder | bloot leggen; ontbloten | strippen |
déshabiller | bloot leggen; ontbloten | ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken |
dévêtir | bloot leggen; ontbloten | ontkleden; strippen; uitdoen; uitkleden; uittrekken |
mettre à nu | bloot leggen; ontbloten | blootleggen; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; strippen |