Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
critique
|
|
aanmerking; beoordeling; bespreking; boekbespreking; commentaar; criticus; kritiek; opmerking; recensent; recensie
|
dur
|
|
aanhouder; doorzetter; taaie
|
importun
|
|
hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
accablant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
|
assommant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
afgezaagd; eentonig; monotoon; saai; slaapverwekkend; stomvervelend; suf; vervelend
|
avec peine
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
|
compliqué
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
complex; gecompliceerd; geestelijk verward; in de war; ingewikkeld; kritisch; moeilijk; ondersteboven; onoverzichtelijk; onthutst; problematisch; samengesteld; verward
|
critique
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
bedenkelijk; benard; benauwd; betwist; cruciaal; delicaat; dubieus; ernstig; essentieel; hachelijk; kardinaal; kritiek; kritisch; kwestieus; lastig; moeilijk; netelig; noodzakelijk; omstreden; onmisbaar; onontbeerlijk; onrustbarend; penibel; precair; problematisch; twijfelachtig; van levensbelang; verdacht; verontrustend; vitaal; voornaamst; wezenlijk; zorgelijk; zorgwekkend
|
difficile
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
benard; benauwd; bezwaarlijk; ernstig; hachelijk; inspannend; kritiek; kritisch; lastig; lastige; met bezwaren; moeilijk; penibel; pittig; problematisch; straf; veeleisend; zorgelijk; zorgwekkend
|
difficilement
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
kritisch; moeilijk; pittig; problematisch; straf
|
dur
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; fel; gestreng; glashard; hanig; hard; hardvochtig; ijzerhard; inhumaan; keihard; kritisch; moeilijk; monsterlijk; niet toegevend; onbarmhartig; ongenadig; onmenselijk; pezig; pinnig; pittig; problematisch; scherp; snibbig; staalhard; steenhard; straf; streng; vinnig; vlijmend; wreed; zeer hard; zenig
|
délicat
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
bedenkelijk; benard; benauwd; betwist; breekbaar; broos; delicaat; dubieus; elegant; ernstig; fijn; fijn van smaak; fijnbesnaard; fijngevoelig; fijntjes; fijnzinnig; fragiel; frèle; gracieus; hachelijk; heel mooi; heerlijk; hemels; iel; kieskeurig; kostelijk; kritiek; kwestieus; kwetsbaar; lastig; lekker; mager; met veel moeilijkheden gepaard gaan; netelig; omstreden; overheerlijk; penibel; precair; problematisch; reuzelekker; sierlijk; slap; smakelijk; spichtig; sprieterig; subtiel; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; twijfelachtig; uitgelezen; verdacht; verfijnd; verrukkelijk; zalig; zorgelijk; zorgwekkend; zwak
|
embarrassant
|
hinder veroorzakend; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
benard; benauwd; ergerlijk; ernstig; gênant; hachelijk; hinderlijk; irritant; kritiek; lastig; lastige; met een groot gewicht; onaangenaam; onhandelbaar; onhanteerbaar; onprettig; penibel; storend; vervelend; zorgelijk; zorgwekkend; zwaar
|
embarrassé
|
ongemakkelijk; opgelaten
|
bedeesd; beschaamd; beschroomd; bleu; gegeneerd; krukkig; onbeholpen; onhandig; schroomvallig; schuchter; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; timide; verlegen
|
exigeant
|
hinder veroorzakend; lastig; ongemakkelijk
|
eisend; inspannend; kieskeurig; veeleisend
|
gênant
|
hinder veroorzakend; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
benard; benauwd; ergerlijk; ernstig; genant; gênant; hachelijk; hinderlijk; irritant; kritiek; lastig; lastige; niet schikkend; onaangenaam; onprettig; penibel; pijnlijk; storend; vervelend; zeer doend; zorgelijk; zorgwekkend
|
gêné
|
oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk
|
bedeesd; beschroomd; bleu; gegeneerd; krap bij kas; onthand; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen
|
importun
|
hinder veroorzakend; lastig; ongemakkelijk
|
indringerig; lastig; niet schikkend; ongewenst; ongewild; onprettig; onwelkom; opdringerig; storend
|
inconfortable
|
oncomfortabel; ongemakkelijk; ongerieflijk
|
|
inopportun
|
hinder veroorzakend; lastig; ongemakkelijk
|
gênant; hinderlijk; lastig; misplaatst; niet op het goede moment; niet schikkend; onaangenaam; ontijdig; storend
|
lourd
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
benauwd; broeierig; corpulent; dik; geladen; gezet; lijvig; lomp; machtig; met een groot gewicht; moeilijk verteerbaar; onelegant; opladen van een geweer; plomp; slecht verteerbaar; vet; vettig; zwaar; zwaarlijvig; zwoel
|
mal à propos
|
hinder veroorzakend; lastig; ongemakkelijk
|
niet op het goede moment; onbezonnen; ongewenst; ongewild; ontijdig; onwelkom; ten ontijde; voorbarig
|
oppressant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
beklemmend; benauwd; benauwend; broeierig; zwoel
|
pressant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
broodnodig; dringend; eng; hoognodig; klemmend; met een groot gewicht; met spoed; nauw; smal; smalletjes; spoedeisend; urgent; van geringe breedte; zwaar
|
pénible
|
hinder veroorzakend; lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
benard; benauwd; bezwaarlijk; ernstig; genant; gênant; hachelijk; hinderlijk; kritiek; lastig; lastige; met bezwaren; niet schikkend; onaangenaam; penibel; pijnlijk; storend; zeer doend; zorgelijk; zorgwekkend
|
péniblement
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
|
écrasant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
loden; loodzwaar; met een groot gewicht; zwaar
|
étreignant
|
lastig; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; zwaar
|
|