Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- onderrichten:
- onderricht:
-
Wiktionary:
- onderricht → enseignement
- onderricht → enseignement, instruction
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor onderrichten (Nederlands) in het Frans
onderrichten:
-
onderrichten (inlichten; voorlichten)
renseigner; instruire; enseigner; donner des cours; donner des instructions-
renseigner werkwoord (renseigne, renseignes, renseignons, renseignez, renseignent, renseignais, renseignait, renseignions, renseigniez, renseignaient, renseignai, renseignas, renseigna, renseignâmes, renseignâtes, renseignèrent, renseignerai, renseigneras, renseignera, renseignerons, renseignerez, renseigneront)
-
instruire werkwoord (instruis, instruit, instruisons, instruisez, instruisent, instruisais, instruisait, instruisions, instruisiez, instruisaient, instruisis, instruisit, instruisîmes, instruisîtes, instruisirent, instruirai, instruiras, instruira, instruirons, instruirez, instruiront)
-
enseigner werkwoord (enseigne, enseignes, enseignons, enseignez, enseignent, enseignais, enseignait, enseignions, enseigniez, enseignaient, enseignai, enseignas, enseigna, enseignâmes, enseignâtes, enseignèrent, enseignerai, enseigneras, enseignera, enseignerons, enseignerez, enseigneront)
-
donner des cours werkwoord
-
donner des instructions werkwoord
-
-
onderrichten (onderwijzen; bijbrengen; doceren)
enseigner; apprendre; instruire; donner des instructions-
enseigner werkwoord (enseigne, enseignes, enseignons, enseignez, enseignent, enseignais, enseignait, enseignions, enseigniez, enseignaient, enseignai, enseignas, enseigna, enseignâmes, enseignâtes, enseignèrent, enseignerai, enseigneras, enseignera, enseignerons, enseignerez, enseigneront)
-
apprendre werkwoord (apprends, apprend, apprenons, apprenez, apprennent, apprenais, apprenait, apprenions, appreniez, apprenaient, appris, apprit, apprîmes, apprîtes, apprirent, apprendrai, apprendras, apprendra, apprendrons, apprendrez, apprendront)
-
instruire werkwoord (instruis, instruit, instruisons, instruisez, instruisent, instruisais, instruisait, instruisions, instruisiez, instruisaient, instruisis, instruisit, instruisîmes, instruisîtes, instruisirent, instruirai, instruiras, instruira, instruirons, instruirez, instruiront)
-
donner des instructions werkwoord
-
Conjugations for onderrichten:
o.t.t.
- onderricht
- onderricht
- onderricht
- onderrichten
- onderrichten
- onderrichten
o.v.t.
- onderrichtte
- onderrichtte
- onderrichtte
- onderrichtten
- onderrichtten
- onderrichtten
v.t.t.
- heb onderricht
- hebt onderricht
- heeft onderricht
- hebben onderricht
- hebben onderricht
- hebben onderricht
v.v.t.
- had onderricht
- had onderricht
- had onderricht
- hadden onderricht
- hadden onderricht
- hadden onderricht
o.t.t.t.
- zal onderrichten
- zult onderrichten
- zal onderrichten
- zullen onderrichten
- zullen onderrichten
- zullen onderrichten
o.v.t.t.
- zou onderrichten
- zou onderrichten
- zou onderrichten
- zouden onderrichten
- zouden onderrichten
- zouden onderrichten
diversen
- onderricht!
- onderricht!
- onderricht
- onderrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor onderrichten:
Verwante woorden van "onderrichten":
onderrichten vorm van onderricht:
-
het onderricht (cursus; onderwijs; les; onderrichting)
-
het onderricht (onderwijs; les; instructie; lering; onderrichting)
Vertaal Matrix voor onderricht:
Verwante woorden van "onderricht":
Wiktionary: onderricht
onderricht
Cross Translation:
noun
-
action de transmettre des connaissances à un élève.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderricht | → enseignement; instruction | ↔ Unterricht — meist Singular: regelmäßige und planvolle Weitergabe von Wissen, Information und Fähigkeiten von einem oder mehren Lehrern an einen oder mehr Schüler |