Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omploegen (Nederlands) in het Frans
omploegen:
-
omploegen (omspitten; omwerken; spitten; ploegen; omgraven)
labourer; percer; bêcher; désherber; arracher les mauvaises herbes; remanier; retravailler-
labourer werkwoord (laboure, laboures, labourons, labourez, labourent, labourais, labourait, labourions, labouriez, labouraient, labourai, labouras, laboura, labourâmes, labourâtes, labourèrent, labourerai, laboureras, labourera, labourerons, labourerez, laboureront)
-
percer werkwoord (perce, perces, perçons, percez, percent, perçais, perçait, percions, perciez, perçaient, perçai, perças, perça, perçâmes, perçâtes, percèrent, percerai, perceras, percera, percerons, percerez, perceront)
-
bêcher werkwoord (bêche, bêches, bêchons, bêchez, bêchent, bêchais, bêchait, bêchions, bêchiez, bêchaient, bêchai, bêchas, bêcha, bêchâmes, bêchâtes, bêchèrent, bêcherai, bêcheras, bêchera, bêcherons, bêcherez, bêcheront)
-
désherber werkwoord (désherbe, désherbes, désherbons, désherbez, désherbent, désherbais, désherbait, désherbions, désherbiez, désherbaient, désherbai, désherbas, désherba, désherbâmes, désherbâtes, désherbèrent, désherberai, désherberas, désherbera, désherberons, désherberez, désherberont)
-
arracher les mauvaises herbes werkwoord
-
remanier werkwoord (remanie, remanies, remanions, remaniez, remanient, remaniais, remaniait, remaniions, remaniiez, remaniaient, remaniai, remanias, remania, remaniâmes, remaniâtes, remanièrent, remanierai, remanieras, remaniera, remanierons, remanierez, remanieront)
-
retravailler werkwoord (retravaille, retravailles, retravaillons, retravaillez, retravaillent, retravaillais, retravaillait, retravaillions, retravailliez, retravaillaient, retravaillai, retravaillas, retravailla, retravaillâmes, retravaillâtes, retravaillèrent, retravaillerai, retravailleras, retravaillera, retravaillerons, retravaillerez, retravailleront)
-
Conjugations for omploegen:
o.t.t.
- ploeg om
- ploegt om
- ploegt om
- ploegen om
- ploegen om
- ploegen om
o.v.t.
- ploegde om
- ploegde om
- ploegde om
- ploegden om
- ploegden om
- ploegden om
v.t.t.
- heb omgeploegd
- hebt omgeploegd
- heeft omgeploegd
- hebben omgeploegd
- hebben omgeploegd
- hebben omgeploegd
v.v.t.
- had omgeploegd
- had omgeploegd
- had omgeploegd
- hadden omgeploegd
- hadden omgeploegd
- hadden omgeploegd
o.t.t.t.
- zal omploegen
- zult omploegen
- zal omploegen
- zullen omploegen
- zullen omploegen
- zullen omploegen
o.v.t.t.
- zou omploegen
- zou omploegen
- zou omploegen
- zouden omploegen
- zouden omploegen
- zouden omploegen
en verder
- is omgeploegd
- zijn omgeploegd
diversen
- ploeg om!
- ploegt om!
- omgeploegd
- omploegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze