Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omlaagvallen (Nederlands) in het Frans
omlaagvallen:
-
omlaagvallen (naar beneden vallen; vallen)
tomber; chuter; tomber de-
tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, tombent, tombais, tombait, tombions, tombiez, tombaient, tombai, tombas, tomba, tombâmes, tombâtes, tombèrent, tomberai, tomberas, tombera, tomberons, tomberez, tomberont)
-
chuter werkwoord (chute, chutes, chutons, chutez, chutent, chutais, chutait, chutions, chutiez, chutaient, chutai, chutas, chuta, chutâmes, chutâtes, chutèrent, chuterai, chuteras, chutera, chuterons, chuterez, chuteront)
-
tomber de werkwoord
-
Conjugations for omlaagvallen:
o.t.t.
- val omlaag
- valt omlaag
- valt omlaag
- vallen omlaag
- vallen omlaag
- vallen omlaag
o.v.t.
- viel omlaag
- viel omlaag
- viel omlaag
- vielen omlaag
- vielen omlaag
- vielen omlaag
v.t.t.
- ben omlaaggevallen
- bent omlaaggevallen
- is omlaaggevallen
- zijn omlaaggevallen
- zijn omlaaggevallen
- zijn omlaaggevallen
v.v.t.
- was omlaaggevallen
- was omlaaggevallen
- was omlaaggevallen
- waren omlaaggevallen
- waren omlaaggevallen
- waren omlaaggevallen
o.t.t.t.
- zal omlaagvallen
- zult omlaagvallen
- zal omlaagvallen
- zullen omlaagvallen
- zullen omlaagvallen
- zullen omlaagvallen
o.v.t.t.
- zou omlaagvallen
- zou omlaagvallen
- zou omlaagvallen
- zouden omlaagvallen
- zouden omlaagvallen
- zouden omlaagvallen
diversen
- val omlaag!
- valt omlaag!
- omlaaggevallen
- omlaagvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor omlaagvallen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
chuter | naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen | afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; stranden; verkeerd lopen |
tomber | naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen | afdalen; afhangen; buitelen; doen neerstorten; duikelen; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden dalen; naar beneden donderen; naar beneden komen; naar beneden storten; neerdalen; neerkomen; neerstorten; omlaagkomen; omlaagstorten; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken |
tomber de | naar beneden vallen; omlaagvallen; vallen | eraf vallen |