Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. omlaagkomen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omlaagkomen (Nederlands) in het Frans

omlaagkomen:

omlaagkomen werkwoord (kom omlaag, komt omlaag, kwam omlaag, kwamen omlaag, omlaaggekomen)

  1. omlaagkomen (neerdalen; afdalen; landen; )
    descendre pour atterrir; atterrir; tomber; glisser
    • atterrir werkwoord (atterris, atterrit, atterrissons, atterrissez, )
    • tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, )

Conjugations for omlaagkomen:

o.t.t.
  1. kom omlaag
  2. komt omlaag
  3. komt omlaag
  4. komen omlaag
  5. komen omlaag
  6. komen omlaag
o.v.t.
  1. kwam omlaag
  2. kwam omlaag
  3. kwam omlaag
  4. kwamen omlaag
  5. kwamen omlaag
  6. kwamen omlaag
v.t.t.
  1. ben omlaaggekomen
  2. bent omlaaggekomen
  3. is omlaaggekomen
  4. zijn omlaaggekomen
  5. zijn omlaaggekomen
  6. zijn omlaaggekomen
v.v.t.
  1. was omlaaggekomen
  2. was omlaaggekomen
  3. was omlaaggekomen
  4. waren omlaaggekomen
  5. waren omlaaggekomen
  6. waren omlaaggekomen
o.t.t.t.
  1. zal omlaagkomen
  2. zult omlaagkomen
  3. zal omlaagkomen
  4. zullen omlaagkomen
  5. zullen omlaagkomen
  6. zullen omlaagkomen
o.v.t.t.
  1. zou omlaagkomen
  2. zou omlaagkomen
  3. zou omlaagkomen
  4. zouden omlaagkomen
  5. zouden omlaagkomen
  6. zouden omlaagkomen
diversen
  1. kom omlaag!
  2. komt omlaag!
  3. omlaaggekomen
  4. omlaagkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omlaagkomen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atterrir afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen aankomen op vliegveld; aflopen; landen; raken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
descendre pour atterrir afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen
glisser afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afglijden; eraf glijden; floepen; glibberen; glijden; glippen; naar beneden glijden; omlaag glijden; onderuitgaan; roetsjen; slippen; snel bewegen; toestoppen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten
tomber afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afhangen; buitelen; doen neerstorten; duikelen; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden donderen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerkomen; neerstorten; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken