Nederlands
Uitgebreide vertaling voor omlaagbrengen (Nederlands) in het Frans
omlaagbrengen:
omlaagbrengen werkwoord (breng omlaag, brengt omlaag, bracht omlaag, brachten omlaag, omlaaggebracht)
-
omlaagbrengen
baisser; descendre; nuire; abaisser; ravaler; se rabaisser; se déprécier-
baisser werkwoord (baisse, baisses, baissons, baissez, baissent, baissais, baissait, baissions, baissiez, baissaient, baissai, baissas, baissa, baissâmes, baissâtes, baissèrent, baisserai, baisseras, baissera, baisserons, baisserez, baisseront)
-
descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, descendent, descendais, descendait, descendions, descendiez, descendaient, descendis, descendit, descendîmes, descendîtes, descendirent, descendrai, descendras, descendra, descendrons, descendrez, descendront)
-
nuire werkwoord (nuis, nuit, nuisons, nuisez, nuisent, nuisais, nuisait, nuisions, nuisiez, nuisaient, nuisis, nuisit, nuisîmes, nuisîtes, nuisirent, nuirai, nuiras, nuira, nuirons, nuirez, nuiront)
-
abaisser werkwoord (abaisse, abaisses, abaissons, abaissez, abaissent, abaissais, abaissait, abaissions, abaissiez, abaissaient, abaissai, abaissas, abaissa, abaissâmes, abaissâtes, abaissèrent, abaisserai, abaisseras, abaissera, abaisserons, abaisserez, abaisseront)
-
ravaler werkwoord (ravale, ravales, ravalons, ravalez, ravalent, ravalais, ravalait, ravalions, ravaliez, ravalaient, ravalai, ravalas, ravala, ravalâmes, ravalâtes, ravalèrent, ravalerai, ravaleras, ravalera, ravalerons, ravalerez, ravaleront)
-
se rabaisser werkwoord
-
se déprécier werkwoord
-
Conjugations for omlaagbrengen:
o.t.t.
- breng omlaag
- brengt omlaag
- brengt omlaag
- brengen omlaag
- brengen omlaag
- brengen omlaag
o.v.t.
- bracht omlaag
- bracht omlaag
- bracht omlaag
- brachten omlaag
- brachten omlaag
- brachten omlaag
v.t.t.
- heb omlaaggebracht
- hebt omlaaggebracht
- heeft omlaaggebracht
- hebben omlaaggebracht
- hebben omlaaggebracht
- hebben omlaaggebracht
v.v.t.
- had omlaaggebracht
- had omlaaggebracht
- had omlaaggebracht
- hadden omlaaggebracht
- hadden omlaaggebracht
- hadden omlaaggebracht
o.t.t.t.
- zal omlaagbrengen
- zult omlaagbrengen
- zal omlaagbrengen
- zullen omlaagbrengen
- zullen omlaagbrengen
- zullen omlaagbrengen
o.v.t.t.
- zou omlaagbrengen
- zou omlaagbrengen
- zou omlaagbrengen
- zouden omlaagbrengen
- zouden omlaagbrengen
- zouden omlaagbrengen
en verder
- ben omlaaggebracht
- bent omlaaggebracht
- is omlaaggebracht
- zijn omlaaggebracht
- zijn omlaaggebracht
- zijn omlaaggebracht
diversen
- breng omlaag!
- brengt omlaag!
- omlaaggebracht
- omlaagbrengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze