Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. omkomen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omkomen (Nederlands) in het Frans

omkomen:

omkomen werkwoord (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)

  1. omkomen (doodgaan; overlijden; sterven; )
    mourir; décéder; crever; être tué; agoniser; trépasser; partir; abdiquer; périr
    • mourir werkwoord (meurs, meurt, mourons, mourez, )
    • décéder werkwoord (décède, décèdes, décédons, décédez, )
    • crever werkwoord (crève, crèves, crevons, crevez, )
    • être tué werkwoord
    • agoniser werkwoord (agonise, agonises, agonisons, agonisez, )
    • trépasser werkwoord (trépasse, trépasses, trépassons, trépassez, )
    • partir werkwoord (pars, part, partons, partez, )
    • abdiquer werkwoord (abdique, abdiques, abdiquons, abdiquez, )
    • périr werkwoord (péris, périt, périssons, périssez, )
  2. omkomen (doodgaan; overlijden; sterven; kapotgaan)
    mourir; décéder; disparaître; rendre l'âme
    • mourir werkwoord (meurs, meurt, mourons, mourez, )
    • décéder werkwoord (décède, décèdes, décédons, décédez, )
    • disparaître werkwoord (disparais, disparaît, disparaissons, disparaissez, )
    • rendre l'âme werkwoord

Conjugations for omkomen:

o.t.t.
  1. kom om
  2. komt om
  3. komt om
  4. komen om
  5. komen om
  6. komen om
o.v.t.
  1. kwam om
  2. kwam om
  3. kwam om
  4. kwamen om
  5. kwamen om
  6. kwamen om
v.t.t.
  1. ben omgekomen
  2. bent omgekomen
  3. is omgekomen
  4. zijn omgekomen
  5. zijn omgekomen
  6. zijn omgekomen
v.v.t.
  1. was omgekomen
  2. was omgekomen
  3. was omgekomen
  4. waren omgekomen
  5. waren omgekomen
  6. waren omgekomen
o.t.t.t.
  1. zal omkomen
  2. zult omkomen
  3. zal omkomen
  4. zullen omkomen
  5. zullen omkomen
  6. zullen omkomen
o.v.t.t.
  1. zou omkomen
  2. zou omkomen
  3. zou omkomen
  4. zouden omkomen
  5. zouden omkomen
  6. zouden omkomen
diversen
  1. kom om!
  2. komt om!
  3. omgekomen
  4. omkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omkomen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
décéder dood; overlijden; verscheiden
mourir wegsterven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abdiquer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen aftreden; heengaan; terugtrekken; uittreden; verlaten; vertrekken
agoniser bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen creperen; hongeren; hongerlijden; op apegapen liggen; verhongeren; verrekken; zieltogen
crever bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen barsten; creperen; doodgaan; doorsteken; erdoor steken; heengaan; inslapen; kunnen stikken; ontploffen; ontslapen; overlijden; ploffen; springen; sterven; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; verrekken; verscheiden; zieltogen
disparaître doodgaan; kapotgaan; omkomen; overlijden; sterven afsterven; ophouden; ophouden te bestaan; sterven; teloorgaan; uitsterven; verdwijnen; wegslinken
décéder bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afsterven; doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verscheiden
mourir bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen afsterven; besterven; doodgaan; heengaan; inslapen; ondergaan; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; uitsterven; verscheiden; versterven
partir bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen aanbreken; aanvangen; afreizen; afsteken; aftreden; afvaren; beginnen; een begin nemen; gaan; heengaan; lopend weggaan; opbreken; opstappen; smeren; starten; terugtrekken; uittreden; uitzeilen; van start gaan; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan; weglopen; wegreizen; wegtrekken; wegvaren; zich begeven
périr bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen achteruitgaan; afgaan; bezwijken; falen; floppen; in de puree lopen; instorten; misgaan; mislopen; mislukken; ondergaan; ontbinden; rotten; stranden; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verkeerd lopen; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
rendre l'âme doodgaan; kapotgaan; omkomen; overlijden; sterven afsterven; doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; ophouden; overlijden; sterven; uitsterven; verscheiden
trépasser bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; overlijden; sterven; verscheiden
être tué bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen in de oorlog omkomen; ondergaan; sneuvelen; te gronde gaan; ten ondergaan

Wiktionary: omkomen

omkomen
verb
  1. bij een gebeurtenis het leven laten
omkomen

Verwante vertalingen van omkomen