Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor omhoogrijzen (Nederlands) in het Frans

omhoogrijzen:

omhoogrijzen werkwoord (rijs omhoog, rijst omhoog, rees omhoog, rezen omhoog, omhooggerezen)

  1. omhoogrijzen (gaan staan; opstaan; rijzen)
    se lever; monter; surgir; se dresser; s'élever; venir en haut
    • se lever werkwoord
    • monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, )
    • surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )
    • se dresser werkwoord
    • s'élever werkwoord
    • venir en haut werkwoord
  2. omhoogrijzen (oprijzen; rijzen)
    surgir; être en hausse; se lever; monter; grimper; grandir; s'élever; se dresser
    • surgir werkwoord (surgis, surgit, surgissons, surgissez, )
    • être en hausse werkwoord
    • se lever werkwoord
    • monter werkwoord (monte, montes, montons, montez, )
    • grimper werkwoord (grimpe, grimpes, grimpons, grimpez, )
    • grandir werkwoord (grandis, grandit, grandissons, grandissez, )
    • s'élever werkwoord
    • se dresser werkwoord

Conjugations for omhoogrijzen:

o.t.t.
  1. rijs omhoog
  2. rijst omhoog
  3. rijst omhoog
  4. rijsen omhoog
  5. rijsen omhoog
  6. rijsen omhoog
o.v.t.
  1. rees omhoog
  2. rees omhoog
  3. rees omhoog
  4. rezen omhoog
  5. rezen omhoog
  6. rezen omhoog
v.t.t.
  1. ben omhooggerezen
  2. bent omhooggerezen
  3. is omhooggerezen
  4. zijn omhooggerezen
  5. zijn omhooggerezen
  6. zijn omhooggerezen
v.v.t.
  1. was omhooggerezen
  2. was omhooggerezen
  3. was omhooggerezen
  4. waren omhooggerezen
  5. waren omhooggerezen
  6. waren omhooggerezen
o.t.t.t.
  1. zal omhoogrijzen
  2. zult omhoogrijzen
  3. zal omhoogrijzen
  4. zullen omhoogrijzen
  5. zullen omhoogrijzen
  6. zullen omhoogrijzen
o.v.t.t.
  1. zou omhoogrijzen
  2. zou omhoogrijzen
  3. zou omhoogrijzen
  4. zouden omhoogrijzen
  5. zouden omhoogrijzen
  6. zouden omhoogrijzen
diversen
  1. rijs omhoog!
  2. rijst omhoog!
  3. omhooggerezen
  4. omhoogrijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor omhoogrijzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
monter klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
s'élever klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging
surgir opwellen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grandir omhoogrijzen; oprijzen; rijzen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoog schieten; omhooggaan; omhoogstijgen; opgroeien; opschieten; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uit de grond schieten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden
grimper omhoogrijzen; oprijzen; rijzen beklimmen; geslachtsgemeenschap hebben; inklimmen; klauteren; klimmen; neuken; omhoog gaan; omhoogklimmen; omhoogstijgen; opklauteren; opklimmen; stijgen; vozen
monter gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen assembleren; beklimmen; bestijgen; bevorderd worden; ensceneren; gaan staan; heffen; hogerop komen; in elkaar zetten; in scene zetten; jezelf opwerken; klimmen; koppelen; lichten; monteren; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven gaan; naar boven klimmen; naar boven stappen; naar boven tillen; naar boven trekken; omhoog brengen; omhoog gaan; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogdragen; omhooggaan; omhoogheffen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhooglopen; omhoogrukken; omhoogstappen; omhoogstijgen; opgaan; opheffen; opklauteren; opklimmen; oprijden; opstaan; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts dragen; opwaarts gaan; opwaarts rijden; opwerken; paardrijden; stijgen; tillen; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; verheffen; vooruitkomen; zich opwerken
s'élever gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen aanwassen; de hoogte ingaan; erop vooruit gaan; gaan staan; hoger worden; in de lucht omhoogstijgen; naar boven tillen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogstijgen; oprijzen; opstaan; opstijgen; opstuiven; opvliegen; rijzen; stijgen; verheffen; vooruitkomen; vorderen
se dresser gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen de hoogte ingaan; gaan staan; in de lucht omhoogstijgen; omhoogkomen; opstaan; opstijgen; stijgen; verheffen
se lever gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen gaan staan; licht worden; lichten; omhoogkomen; oprijzen; opstaan; overeind komen; rijzen; verheffen
surgir gaan staan; omhoogrijzen; oprijzen; opstaan; rijzen omhoog schieten; opdagen; opdoemen; opduiken; opkomen; oprijzen; opschieten; rijzen; uit de grond schieten; verrijzen; verschijnen
venir en haut gaan staan; omhoogrijzen; opstaan; rijzen
être en hausse omhoogrijzen; oprijzen; rijzen