Nederlands
Uitgebreide vertaling voor om de tuin leiden (Nederlands) in het Frans
om de tuin leiden:
om de tuin leiden werkwoord (leid om de tuin, leidt om de tuin, leidde om de tuin, leidden om de tuin, om de tuin geleid)
-
om de tuin leiden (misleiden; op een dwaalspoor zetten)
duper; induire en erreur-
duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, dupent, dupais, dupait, dupions, dupiez, dupaient, dupai, dupas, dupa, dupâmes, dupâtes, dupèrent, duperai, duperas, dupera, duperons, duperez, duperont)
-
induire en erreur werkwoord
-
Conjugations for om de tuin leiden:
o.t.t.
- leid om de tuin
- leidt om de tuin
- leidt om de tuin
- leiden om de tuin
- leiden om de tuin
- leiden om de tuin
o.v.t.
- leidde om de tuin
- leidde om de tuin
- leidde om de tuin
- leidden om de tuin
- leidden om de tuin
- leidden om de tuin
v.t.t.
- ben om de tuin geleid
- bent om de tuin geleid
- is om de tuin geleid
- zijn om de tuin geleid
- zijn om de tuin geleid
- zijn om de tuin geleid
v.v.t.
- was om de tuin geleid
- was om de tuin geleid
- was om de tuin geleid
- waren om de tuin geleid
- waren om de tuin geleid
- waren om de tuin geleid
o.t.t.t.
- zal om de tuin leiden
- zult om de tuin leiden
- zal om de tuin leiden
- zullen om de tuin leiden
- zullen om de tuin leiden
- zullen om de tuin leiden
o.v.t.t.
- zou om de tuin leiden
- zou om de tuin leiden
- zou om de tuin leiden
- zouden om de tuin leiden
- zouden om de tuin leiden
- zouden om de tuin leiden
en verder
- heb om de tuin geleid
- hebt om de tuin geleid
- heeft om de tuin geleid
- hebben om de tuin geleid
- hebben om de tuin geleid
- hebben om de tuin geleid
diversen
- leid om de tuin!
- leidt om de tuin!
- om de tuin geleid
- om de tuin leidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor om de tuin leiden:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
duper | misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten | afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beet nemen; belazeren; benadelen; besodemieteren; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; kwaad doen; misleiden; nadeel berokkenen; nadelig zijn; oplichten; schaden; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden; zwendelen |
induire en erreur | misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten | vreemdgaan |