Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- ogen:
- oog:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor ogen:
- yeux
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor ogen (Nederlands) in het Frans
ogen:
-
ogen (er uitzien)
apparaître; sembler; paraître; se trouver; ressembler; transparaître; s'avérer; avoir l'air; avoir l'air de; avoir l'aspect de-
apparaître werkwoord (apparais, apparaît, apparaissons, apparaissez, apparaissent, apparaissais, apparaissait, apparaissions, apparaissiez, apparaissaient, apparus, apparut, apparûmes, apparûtes, apparurent, apparaîtrai, apparaîtras, apparaîtra, apparaîtrons, apparaîtrez, apparaîtront)
-
sembler werkwoord (semble, sembles, semblons, semblez, semblent, semblais, semblait, semblions, sembliez, semblaient, semblai, semblas, sembla, semblâmes, semblâtes, semblèrent, semblerai, sembleras, semblera, semblerons, semblerez, sembleront)
-
paraître werkwoord (parais, paraît, paraissons, paraissez, paraissent, paraissais, paraissait, paraissions, paraissiez, paraissaient, parus, parut, parûmes, parûtes, parurent, paraîtrai, paraîtras, paraîtra, paraîtrons, paraîtrez, paraîtront)
-
se trouver werkwoord
-
ressembler werkwoord (ressemble, ressembles, ressemblons, ressemblez, ressemblent, ressemblais, ressemblait, ressemblions, ressembliez, ressemblaient, ressemblai, ressemblas, ressembla, ressemblâmes, ressemblâtes, ressemblèrent, ressemblerai, ressembleras, ressemblera, ressemblerons, ressemblerez, ressembleront)
-
transparaître werkwoord (transparais, transparaît, transparaissons, transparaissez, transparaissent, transparaissais, transparaissait, transparaissions, transparaissiez, transparaissaient, transparus, transparut, transparûmes, transparûtes, transparurent, transparaîtrai, transparaîtras, transparaîtra, transparaîtrons, transparaîtrez, transparaîtront)
-
s'avérer werkwoord
-
avoir l'air werkwoord
-
avoir l'air de werkwoord
-
avoir l'aspect de werkwoord
-
Conjugations for ogen:
o.t.t.
- oog
- oogt
- oogt
- ogen
- ogen
- ogen
o.v.t.
- oogde
- oogde
- oogde
- oogden
- oogden
- oogden
v.t.t.
- heb geoogd
- hebt geoogd
- heeft geoogd
- hebben geoogd
- hebben geoogd
- hebben geoogd
v.v.t.
- had geoogd
- had geoogd
- had geoogd
- hadden geoogd
- hadden geoogd
- hadden geoogd
o.t.t.t.
- zal ogen
- zult ogen
- zal ogen
- zullen ogen
- zullen ogen
- zullen ogen
o.v.t.t.
- zou ogen
- zou ogen
- zou ogen
- zouden ogen
- zouden ogen
- zouden ogen
diversen
- oog!
- oogt!
- geoogd
- ogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor ogen:
Verwante woorden van "ogen":
ogen vorm van oog:
-
het oog (oog van de naald)
Vertaal Matrix voor oog:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
oeil | oog; oog van de naald | koepelraam; oog orgaan; oogje |
oeillet | oog; oog van de naald | anjer; oog orgaan; oogje |
trou d'une aguille | oog; oog van de naald |
Verwante woorden van "oog":
Verwante definities voor "oog":
Wiktionary: oog
oog
Cross Translation:
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• oog | → œil | ↔ eye — organ |
• oog | → chas; trou | ↔ eye — hole in needle |
• oog | → œil | ↔ eye — of a hurricane |
• oog | → œil | ↔ eye — of a potato |
• oog | → point | ↔ Auge — Punkte auf einem Spielewürfel |
• oog | → œil | ↔ Auge — Anatomie: Sinnesorgan zum Sehen |
• oog | → chas d'aiguille | ↔ Nadelöhr — kreisförmige oder auch ovale Öffnung am Ende einer Nähnadel |