Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
considération
|
aanzien; achting; niveau
|
aanbidden; aanzien; achtbaarheid; achting; afwegen; afweging; beraad; bespiegeling; eerbied; eerbiedigen; eerbiediging; gepeins; hoogachting; inachtneming; meditatie; ontzag; ontzien; overdenking; overdenking met commentaar; overpeinzing; overwegen; overweging; prestige; respect; status; verering; verheerlijking; verheffen; waardering
|
couche
|
laag; niveau; peil; plan; stand
|
bedding; broeibak; eerste laag verf; filmpje; grondlaag; grondverf; huidje; kweekbed; laag; laagje; ligbed; luier; omhulling; rivierbedding; schaal; schelp; schilletje; sponde; velletje
|
degré
|
graad; laag; niveau; peil; plan; stand
|
fase; graad; gradatie; hiërarchie; mate; ontwikkelingsstadium; rang; rangorde; stadium; volgorde
|
gradation
|
graad; laag; niveau; peil; plan; stand
|
graad; gradatie; hiërarchie; mate; rang; rangorde; volgorde
|
grade
|
graad; niveau; peil
|
gelid; graad; hiërarchie; rang; rangorde; volgorde; wetenschappelijke graad
|
mesure
|
laag; niveau; peil; plan; stand
|
Metrics; afmeten; afmeting; dimensie; duimstok; formaat; graad; gradatie; grootte; maat; maateenheid; maatregel; maatstaf; maatstok; mate; omvang; schikking; toetssteen; voorziening
|
niveau
|
dimensieniveau; graad; laag; niveau; peil; plan; stand
|
echelon; etage; fase; geleding; graad; gradatie; hiërarchie; klasse; laag; mate; ontwikkelingsstadium; pijlhoogte; rang; rangorde; stadium; verdieping; volgorde; waterpas; woonlaag
|
norme
|
laag; niveau; peil; plan; stand
|
maatstaf; norm; standaard; toetssteen
|
notoriété
|
aanzien; achting; niveau
|
faam; naam; reputatie; roep; ruchtbaarheid
|
ordre
|
graad; niveau; peil
|
aaneenschakeling; aanwijzing; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; hiërarchie; indeling; instructie; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opeenvolging; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
plan
|
laag; niveau; peil; plan; stand
|
grondplan; kaart; landkaart; overzicht; plan; plattegrond; project; situatieschets; situatietekening; stadskaart; toewijzing; vlak
|
prestige
|
aanzien; achting; niveau
|
aanzien; achtbaarheid; faam; grandeur; grootsheid; indrukwekkendheid; naam; prestige; reputatie; roep; status
|
rang
|
graad; niveau; peil
|
gelid; graad; gradatie; hiërarchie; klasse; maatschappelijke klasse; mate; orde; rang; rangorde; rij; rij manschappen; rijtje; slag; stand; volgorde; wetenschappelijke graad
|
renommée
|
aanzien; achting; niveau
|
befaamdheid; beroemdheid; naamsbekendheid; roem
|
réputation
|
aanzien; achting; niveau
|
bekendheid; eer; eergevoel; faam; naam; reputatie; reputaties; roep; trots
|
titre
|
graad; niveau; peil
|
aanduiding; aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; benaming; benoeming; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; graad; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; onderdeel; opschrift; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
|
échelon
|
graad; niveau; peil
|
echelon; geleding; gelid; hiërarchie; klimijzer; klimspoor; laag; rang; rangorde; sport; trede van een ladder; volgorde
|
Not Specified | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
couche
|
|
laag
|
niveau de dimension
|
dimensieniveau; niveau
|
|