Nederlands
Uitgebreide vertaling voor neerkomen (Nederlands) in het Frans
neerkomen:
-
neerkomen (terechtkomen; landen; op de grond komen)
se retrouver; aterrir dans; se poser; arriver dans; descendre; tomber; échouer; se poser à terre-
se retrouver werkwoord
-
aterrir dans werkwoord
-
se poser werkwoord
-
arriver dans werkwoord
-
descendre werkwoord (descends, descend, descendons, descendez, descendent, descendais, descendait, descendions, descendiez, descendaient, descendis, descendit, descendîmes, descendîtes, descendirent, descendrai, descendras, descendra, descendrons, descendrez, descendront)
-
tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, tombent, tombais, tombait, tombions, tombiez, tombaient, tombai, tombas, tomba, tombâmes, tombâtes, tombèrent, tomberai, tomberas, tombera, tomberons, tomberez, tomberont)
-
échouer werkwoord (échoue, échoues, échouons, échouez, échouent, échouais, échouait, échouions, échouiez, échouaient, échouai, échouas, échoua, échouâmes, échouâtes, échouèrent, échouerai, échoueras, échouera, échouerons, échouerez, échoueront)
-
se poser à terre werkwoord
-
-
neerkomen (neerdalen; afdalen; landen; naar beneden komen; naar beneden dalen; omlaagkomen)
descendre pour atterrir; atterrir; tomber; glisser-
descendre pour atterrir werkwoord
-
atterrir werkwoord (atterris, atterrit, atterrissons, atterrissez, atterrissent, atterrissais, atterrissait, atterrissions, atterrissiez, atterrissaient, atterrîmes, atterrîtes, atterrirent, atterrirai, atterriras, atterrira, atterrirons, atterrirez, atterriront)
-
tomber werkwoord (tombe, tombes, tombons, tombez, tombent, tombais, tombait, tombions, tombiez, tombaient, tombai, tombas, tomba, tombâmes, tombâtes, tombèrent, tomberai, tomberas, tombera, tomberons, tomberez, tomberont)
-
glisser werkwoord (glisse, glisses, glissons, glissez, glissent, glissais, glissait, glissions, glissiez, glissaient, glissai, glissas, glissa, glissâmes, glissâtes, glissèrent, glisserai, glisseras, glissera, glisserons, glisserez, glisseront)
-
Conjugations for neerkomen:
o.t.t.
- kom neer
- komt neer
- komt neer
- komen neer
- komen neer
- komen neer
o.v.t.
- kwam neer
- kwam neer
- kwam neer
- kwamen neer
- kwamen neer
- kwamen neer
v.t.t.
- ben neergekomen
- bent neergekomen
- is neergekomen
- zijn neergekomen
- zijn neergekomen
- zijn neergekomen
v.v.t.
- was neergekomen
- was neergekomen
- was neergekomen
- waren neergekomen
- waren neergekomen
- waren neergekomen
o.t.t.t.
- zal neerkomen
- zult neerkomen
- zal neerkomen
- zullen neerkomen
- zullen neerkomen
- zullen neerkomen
o.v.t.t.
- zou neerkomen
- zou neerkomen
- zou neerkomen
- zouden neerkomen
- zouden neerkomen
- zouden neerkomen
diversen
- kom neer!
- komt neer!
- neergekomen
- neerkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor neerkomen:
Wiktionary: neerkomen
neerkomen
verb
-
Traductions à trier suivant le sens
- abattre → afbreken; slopen; neerhalen; kappen; vellen; neervellen; wippen; afhakken; afhouwen; afkappen; omhakken; deprimeren; neerdrukken; neerslachtig maken; terneerdrukken; delven; opduikelen; opgraven; rooien; uitgraven; winnen; uitputten; putten uit; omkappen; slachten; afslachten; fnuiken; verzwakken; bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; neerkomen; doden; doodmaken; ombrengen; doodschieten; fusilleren; de moed ontnemen; ontmoedigen; afleggen; aflopen; doorgaan; gaan door; bedaren; geruststellen; kalmeren; kleinmaken; vernederen; verootmoedigen