Nederlands
Uitgebreide vertaling voor navolgend (Nederlands) in het Frans
navolgend:
-
navolgend (volgende; onderstaande)
prochain; suivant; ci-dessous; subséquent; ci-après; succédant à; que voici-
prochain bijvoeglijk naamwoord
-
suivant bijvoeglijk naamwoord
-
ci-dessous bijvoeglijk naamwoord
-
subséquent bijvoeglijk naamwoord
-
ci-après bijvoeglijk naamwoord
-
succédant à bijvoeglijk naamwoord
-
que voici bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor navolgend:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
prochain | medemens | |
suivant | volgende | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
subséquent | verder; verdere | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ci-après | navolgend; onderstaande; volgende | hierna; hierop; na dit |
ci-dessous | navolgend; onderstaande; volgende | hierbeneden; onderstaand |
prochain | navolgend; onderstaande; volgende | aankomend; aanstaand; aanstaande; aanstonds; direct; eerstvolgend; komend; terstond; toekomend; toekomstig; toekomstige; volgend |
que voici | navolgend; onderstaande; volgende | |
subséquent | navolgend; onderstaande; volgende | volgend |
succédant à | navolgend; onderstaande; volgende | opvolgend; volgend |
suivant | navolgend; onderstaande; volgende | aaneengeregen; aaneengesloten; aanstaande; conform; eerstvolgend; hierna; hierop; in overeenkomst met; ingevolge; komend; na dit; nakomend; onderstaand; opvolgend; overeenkomstig; overeenstemmend; volgend; volgens |
navolgend vorm van navolgen:
-
navolgen (komen na)
suivre; succéder à; marcher sur les traces de; poursuivre; succéder-
suivre werkwoord (suis, suit, suivons, suivez, suivent, suivais, suivait, suivions, suiviez, suivaient, suivis, suivit, suivîmes, suivîtes, suivirent, suivrai, suivras, suivra, suivrons, suivrez, suivront)
-
succéder à werkwoord
-
marcher sur les traces de werkwoord
-
poursuivre werkwoord (poursuis, poursuit, poursuivons, poursuivez, poursuivent, poursuivais, poursuivait, poursuivions, poursuiviez, poursuivaient, poursuivis, poursuivit, poursuivîmes, poursuivîtes, poursuivirent, poursuivrai, poursuivras, poursuivra, poursuivrons, poursuivrez, poursuivront)
-
succéder werkwoord (succède, succèdes, succédons, succédez, succèdent, succédais, succédait, succédions, succédiez, succédaient, succédai, succédas, succéda, succédâmes, succédâtes, succédèrent, succéderai, succéderas, succédera, succéderons, succéderez, succéderont)
-
-
navolgen (opvolgen; volgen)
suivre; succéder; venir après-
suivre werkwoord (suis, suit, suivons, suivez, suivent, suivais, suivait, suivions, suiviez, suivaient, suivis, suivit, suivîmes, suivîtes, suivirent, suivrai, suivras, suivra, suivrons, suivrez, suivront)
-
succéder werkwoord (succède, succèdes, succédons, succédez, succèdent, succédais, succédait, succédions, succédiez, succédaient, succédai, succédas, succéda, succédâmes, succédâtes, succédèrent, succéderai, succéderas, succédera, succéderons, succéderez, succéderont)
-
venir après werkwoord
-
-
navolgen (nadoen; nabootsen; imiteren)
imiter; copier; pasticher-
imiter werkwoord (imite, imites, imitons, imitez, imitent, imitais, imitait, imitions, imitiez, imitaient, imitai, imitas, imita, imitâmes, imitâtes, imitèrent, imiterai, imiteras, imitera, imiterons, imiterez, imiteront)
-
copier werkwoord (copie, copies, copions, copiez, copient, copiais, copiait, copiions, copiiez, copiaient, copiai, copias, copia, copiâmes, copiâtes, copièrent, copierai, copieras, copiera, copierons, copierez, copieront)
-
pasticher werkwoord (pastiche, pastiches, pastichons, pastichez, pastichent, pastichais, pastichait, pastichions, pastichiez, pastichaient, pastichai, pastichas, pasticha, pastichâmes, pastichâtes, pastichèrent, pasticherai, pasticheras, pastichera, pasticherons, pasticherez, pasticheront)
-
Conjugations for navolgen:
o.t.t.
- volg na
- volgt na
- volgt na
- volgen na
- volgen na
- volgen na
o.v.t.
- volgde na
- volgde na
- volgde na
- volgden na
- volgden na
- volgden na
v.t.t.
- heb nagevolgd
- hebt nagevolgd
- heeft nagevolgd
- hebben nagevolgd
- hebben nagevolgd
- hebben nagevolgd
v.v.t.
- had nagevolgd
- had nagevolgd
- had nagevolgd
- hadden nagevolgd
- hadden nagevolgd
- hadden nagevolgd
o.t.t.t.
- zal navolgen
- zult navolgen
- zal navolgen
- zullen navolgen
- zullen navolgen
- zullen navolgen
o.v.t.t.
- zou navolgen
- zou navolgen
- zou navolgen
- zouden navolgen
- zouden navolgen
- zouden navolgen
en verder
- ben nagevolgd
- bent nagevolgd
- is nagevolgd
- zijn nagevolgd
- zijn nagevolgd
- zijn nagevolgd
diversen
- volg na!
- volgt na!
- nagevolgd
- navolgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze