Overzicht
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. nakomend:
  2. nakomen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nakomend (Nederlands) in het Frans

nakomend:

nakomend bijvoeglijk naamwoord

  1. nakomend
    suivant

Vertaal Matrix voor nakomend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
suivant volgende
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
suivant nakomend aaneengeregen; aaneengesloten; aanstaande; conform; eerstvolgend; hierna; hierop; in overeenkomst met; ingevolge; komend; na dit; navolgend; onderstaand; onderstaande; opvolgend; overeenkomstig; overeenstemmend; volgend; volgende; volgens

nakomend vorm van nakomen:

nakomen werkwoord (kom na, komt na, kwam na, kwamen na, nagekomen)

  1. nakomen
    respecter; observer
    • respecter werkwoord (respecte, respectes, respectons, respectez, )
    • observer werkwoord (observe, observes, observons, observez, )

Conjugations for nakomen:

o.t.t.
  1. kom na
  2. komt na
  3. komt na
  4. komen na
  5. komen na
  6. komen na
o.v.t.
  1. kwam na
  2. kwam na
  3. kwam na
  4. kwamen na
  5. kwamen na
  6. kwamen na
v.t.t.
  1. ben nagekomen
  2. bent nagekomen
  3. is nagekomen
  4. zijn nagekomen
  5. zijn nagekomen
  6. zijn nagekomen
v.v.t.
  1. was nagekomen
  2. was nagekomen
  3. was nagekomen
  4. waren nagekomen
  5. waren nagekomen
  6. waren nagekomen
o.t.t.t.
  1. zal nakomen
  2. zult nakomen
  3. zal nakomen
  4. zullen nakomen
  5. zullen nakomen
  6. zullen nakomen
o.v.t.t.
  1. zou nakomen
  2. zou nakomen
  3. zou nakomen
  4. zouden nakomen
  5. zouden nakomen
  6. zouden nakomen
diversen
  1. kom na!
  2. komt na!
  3. nagekomen
  4. nakomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nakomen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
observer nakomen aankijken; aanschouwen; achten; bekijken; bemerken; bespeuren; bewaken; bezichtigen; blikken; blikken werpen; eerbiedigen; gadeslaan; gewaarworden; hoogachten; hoogschatten; horen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opletten; opmerken; patrouilleren; respecteren; signaleren; staren; surveilleren; te zien krijgen; toekijken; toeschouwen; toezicht houden; toezien; turen; voelen; waarnemen; zien
respecter nakomen achten; appreciëren; buigen; eerbied tonen; eerbiedigen; hoogachten; hoogschatten; houden aan; in acht nemen; ontzien; op prijs stellen; opkijken tegen; respecteren; sparen; verschonen; waarderen