Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nadeel berokkenen (Nederlands) in het Frans

nadeel berokkenen:

nadeel berokkenen werkwoord (berokken nadeel, berokkent nadeel, berokkende nadeel, berokkenden nadeel, nadeel berokkend)

  1. nadeel berokkenen (benadelen)
    nuire à; blesser; désavantager; endommager; nuire; léser; duper; meurtrir; injurier; desservir; faire du tort à; porter préjudice à; faire tort à; causer des dégâts; faire du mal à quelqu'un
    • nuire à werkwoord
    • blesser werkwoord (blesse, blesses, blessons, blessez, )
    • désavantager werkwoord (désavantage, désavantages, désavantageons, désavantagez, )
    • endommager werkwoord (endommage, endommages, endommageons, endommagez, )
    • nuire werkwoord (nuis, nuit, nuisons, nuisez, )
    • léser werkwoord (lèse, lèses, lésons, lésez, )
    • duper werkwoord (dupe, dupes, dupons, dupez, )
    • meurtrir werkwoord (meurtris, meurtrit, meurtrissons, meurtrissez, )
    • injurier werkwoord (injurie, injuries, injurions, injuriez, )
    • desservir werkwoord (dessers, dessert, desservons, desservez, )
    • faire du tort à werkwoord
    • faire tort à werkwoord

Conjugations for nadeel berokkenen:

o.t.t.
  1. berokken nadeel
  2. berokkent nadeel
  3. berokkent nadeel
  4. berokkenen nadeel
  5. berokkenen nadeel
  6. berokkenen nadeel
o.v.t.
  1. berokkende nadeel
  2. berokkende nadeel
  3. berokkende nadeel
  4. berokkenden nadeel
  5. berokkenden nadeel
  6. berokkenden nadeel
v.t.t.
  1. heb nadeel berokkend
  2. hebt nadeel berokkend
  3. heeft nadeel berokkend
  4. hebben nadeel berokkend
  5. hebben nadeel berokkend
  6. hebben nadeel berokkend
v.v.t.
  1. had nadeel berokkend
  2. had nadeel berokkend
  3. had nadeel berokkend
  4. hadden nadeel berokkend
  5. hadden nadeel berokkend
  6. hadden nadeel berokkend
o.t.t.t.
  1. zal nadeel berokkenen
  2. zult nadeel berokkenen
  3. zal nadeel berokkenen
  4. zullen nadeel berokkenen
  5. zullen nadeel berokkenen
  6. zullen nadeel berokkenen
o.v.t.t.
  1. zou nadeel berokkenen
  2. zou nadeel berokkenen
  3. zou nadeel berokkenen
  4. zouden nadeel berokkenen
  5. zouden nadeel berokkenen
  6. zouden nadeel berokkenen
diversen
  1. berokken nadeel!
  2. berokkent nadeel!
  3. nadeel berokkend
  4. nadeel berokkenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor nadeel berokkenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blesser benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; folteren; grieven; in elkaar slaan; knauwen; krenken; kwaadspreken; kwellen; kwetsen; lasteren; martelen; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; toetakelen; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
causer des dégâts benadelen; nadeel berokkenen benadelen; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
desservir benadelen; nadeel berokkenen afdekken; afruimen; kwaad doen; nadelig zijn; opruimen; schaden
duper benadelen; nadeel berokkenen afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beet nemen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; kwaad doen; misleiden; nadelig zijn; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; schaden; te pakken nemen; tillen; verneuken; voor de gek houden; zwendelen
désavantager benadelen; nadeel berokkenen achterstellen; benadelen; discrimineren; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
endommager benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; kwaad doen; nadelig zijn; schaden
faire du mal à quelqu'un benadelen; nadeel berokkenen deren; kwaad doen; misdrijven; zich aan iemand vergrijpen
faire du tort à benadelen; nadeel berokkenen deren; grieven; krenken; kwetsen; pijn bezorgen; pijn doen; verwonden; zeer doen
faire tort à benadelen; nadeel berokkenen aantasten; achterstellen; benadelen; bezoedelen; discrimineren; duperen; eer door het slijk halen; folteren; grieven; krenken; kwaad doen; kwellen; kwetsen; martelen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; pijnigen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
injurier benadelen; nadeel berokkenen afgeven op; beledigen; beschimpen; bespotten; bezeren; blesseren; donderen; foeteren; fulmineren; ketteren; krenken; kwetsen; razen; schaden; schelden; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uit de slof schieten; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren; verwonden; vloeken
léser benadelen; nadeel berokkenen achterstellen; benadelen; deren; discrimineren; duperen; krenken; kwetsen; nadeel toebrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
meurtrir benadelen; nadeel berokkenen butsen; kaatsen; krenken; kwetsen
nuire benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezoedelen; duperen; eer door het slijk halen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; omlaagbrengen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden
nuire à benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; grieven; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadelig zijn; nadelig zijn voor; pijn doen; schaden; zeer doen
porter préjudice à benadelen; nadeel berokkenen achterstellen; afbreuk doen aan; belasteren; benadelen; beschadigen; deren; discrimineren; kwaad doen; kwaadspreken; lasteren; nadelig zijn; schaden; smaden

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van nadeel berokkenen