Nederlands
Uitgebreide vertaling voor moe maken (Nederlands) in het Frans
moe maken:
-
moe maken (uitputten; vermoeien; slopen; afmatten)
épuiser; fatiguer; dépérir; exténuer-
épuiser werkwoord (épuise, épuises, épuisons, épuisez, épuisent, épuisais, épuisait, épuisions, épuisiez, épuisaient, épuisai, épuisas, épuisa, épuisâmes, épuisâtes, épuisèrent, épuiserai, épuiseras, épuisera, épuiserons, épuiserez, épuiseront)
-
fatiguer werkwoord (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, fatiguent, fatiguais, fatiguait, fatiguions, fatiguiez, fatiguaient, fatiguai, fatiguas, fatigua, fatiguâmes, fatiguâtes, fatiguèrent, fatiguerai, fatigueras, fatiguera, fatiguerons, fatiguerez, fatigueront)
-
dépérir werkwoord (dépéris, dépérit, dépérissons, dépérissez, dépérissent, dépérissais, dépérissait, dépérissions, dépérissiez, dépérissaient, dépérîmes, dépérîtes, dépérirent, dépérirai, dépériras, dépérira, dépérirons, dépérirez, dépériront)
-
exténuer werkwoord (exténue, exténues, exténuons, exténuez, exténuent, exténuais, exténuait, exténuions, exténuiez, exténuaient, exténuai, exténuas, exténua, exténuâmes, exténuâtes, exténuèrent, exténuerai, exténueras, exténuera, exténuerons, exténuerez, exténueront)
-
Conjugations for moe maken:
o.t.t.
- maak moe
- maakt moe
- maakt moe
- maken moe
- maken moe
- maken moe
o.v.t.
- maakte moe
- maakte moe
- maakte moe
- maakten moe
- maakten moe
- maakten moe
v.t.t.
- heb moe gemaakt
- hebt moe gemaakt
- heeft moe gemaakt
- hebben moe gemaakt
- hebben moe gemaakt
- hebben moe gemaakt
v.v.t.
- had moe gemaakt
- had moe gemaakt
- had moe gemaakt
- hadden moe gemaakt
- hadden moe gemaakt
- hadden moe gemaakt
o.t.t.t.
- zal moe maken
- zult moe maken
- zal moe maken
- zullen moe maken
- zullen moe maken
- zullen moe maken
o.v.t.t.
- zou moe maken
- zou moe maken
- zou moe maken
- zouden moe maken
- zouden moe maken
- zouden moe maken
diversen
- maak moe!
- maakt moe!
- moe gemaakt
- moemakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor moe maken:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
fatiguer | afmatten; uitputten; vermoeien | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
dépérir | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | bederven; kwijnen; stukmaken; verbroddelen; verdorsten; vergaan; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkommeren; verkwijnen; verpesten; vervallen; verzieken; wegkwijnen; wegslinken |
exténuer | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | |
fatiguer | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | omroeren; roeren |
épuiser | afmatten; moe maken; slopen; uitputten; vermoeien | aan kracht inboeten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; decimeren; dunnen; minder talrijk maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; ploeteren; sappelen; sloven; uitdunnen; uitputten; verdorsten; verslappen; verzwakken; wegkappen; zich afsloven; zwak worden; zwakker worden; zwoegen |