Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brigand
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
aanvaller; bandiet; boef; boosdoener; booswicht; dief; fielt; ladelichter; onverlaat; overvaller; rover; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snoodaard; struikrover
|
canaille
|
ellendeling; fielt; klier; kreng; mispunt; naarling; rotzak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; stinkerd; stuk ongeluk
|
achterbaks persoon; bocht; boef; boefjes; broeden; canaille; deugnieten; eikel; etter; etterbak; fielt; gajes; geboefte; gebroed; gemenerik; gepeupel; gespuis; geteisem; gladakkers; grauw; guiten; hoerenjong; hond; hondsvot; klootzak; kuttenkop; loeder; lul; picaro; plebs; pleurislijder; pleurislijer; ploert; rapaille; schavuit; schavuiten; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schorriemorrie; schurk; slechte drank; smeerlap; smiecht; smiek; tuig; uitschot; uitvaagsel
|
casse-cul
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
etter; etterbak; galbak; geitenbreier; kwijler; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; slampamper; slapkous; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar
|
charogne
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
bocht; feeks; haaibaai; heks; helleveeg; kreng; loeder; rotzooi; smerig spul; teef; troel; troela; troep; trut; vals wicht; vervelend kreng; viswijf
|
cochon
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
big; fielt; jong varken; schoelje; schoft; smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; smiecht; smiek; varken; viespoes; viezerik; vuilbek; zwijn
|
con
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
eikel; etter; etterbak; geitenbreier; hoerenjong; hond; kaffer; klootzak; kut; kuttenkop; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lid; lijntrekker; loeder; lul; nietsnut; oetlul; penis; piemel; pik; pleurislijder; pleurislijer; ploert; roede; rotvent; schobbejak; schoelje; schoft; slampamper; slapkous; smeerlap; snertvent; sodemieter
|
coquin
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
bandiet; boef; boosdoener; booswicht; etter; etterbak; fielt; galbak; galgenbrok; galgentronie; jongen; onverlaat; picaro; rakker; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snaak; snoodaard; stouterd
|
crapule
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
achterbaks persoon; boef; eikel; fielt; hoerenjong; hond; klootzak; kreng; kuttenkop; loeder; lul; pleurislijder; pleurislijer; ploert; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; vals wicht
|
emmerdeur
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
babbelaar; etter; etterbak; geitenbreier; haarklover; kletser; kwijler; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; leuterkous; lijntrekker; mierenneuker; muggenzifter; nietsnut; ouwehoer; scherpslijper; slampamper; slapkous; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet; zeveraar; zwamneus
|
fripouille
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
boef; fielt; gauwdief; picaro; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek
|
gredin
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
boef; fielt; galgenbrok; galgentronie; picaro; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; snaak
|
misérable
|
ellendeling; fielt; klier; kreng; mispunt; naarling; rotzak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; stinkerd; stuk ongeluk
|
deugniet; etter; etterbak; flierefluiter; geitenbreier; guit; lammeling; lamzak; lanterfant; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; pauper; rakker; slampamper; slapkous; snaak; stinkerd
|
salaud
|
fielt; mispunt; naarling; rotzak; schoft; smeerlap; smiecht; stinkerd
|
eikel; fielt; hond; kaffer; klootzak; lul; rotvent; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; smiecht; smiek; snertvent; varken; vuilbek; zwijn
|
sale type
|
ellendeling; klier; kreng; mispunt; schoft; schurk; smeerlap; stuk ongeluk
|
engerd; griezel; griezeltje
|
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
cochon
|
|
banaal; bedoezeld; groezelig; grof; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; triviaal; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig; zwijnachtig
|
con
|
|
lullig
|
misérable
|
|
akelig; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bedonderd; belazerd; beroerd; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; droog; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; flodderig; funest; futloos; haveloos; hokkerig; karig; kwijnend; lamlendig; lamzalig; luizig; lusteloos; mager; mat; meelijwekkend; miserabel; naar; noodlottig; ongelukkig; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; slap; verlopen
|