Overzicht
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meevoeren (Nederlands) in het Frans
meevoeren:
-
meevoeren (leiden; begeleiden; voeren)
conduire; guider; mener; diriger; entraîner; balayer-
conduire werkwoord (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
guider werkwoord (guide, guides, guidons, guidez, guident, guidais, guidait, guidions, guidiez, guidaient, guidai, guidas, guida, guidâmes, guidâtes, guidèrent, guiderai, guideras, guidera, guiderons, guiderez, guideront)
-
mener werkwoord (mène, mènes, menons, menez, mènent, menais, menait, menions, meniez, menaient, menai, menas, mena, menâmes, menâtes, menèrent, mènerai, mèneras, mènera, mènerons, mènerez, mèneront)
-
diriger werkwoord (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, dirigent, dirigeais, dirigeait, dirigions, dirigiez, dirigeaient, dirigeai, dirigeas, dirigea, dirigeâmes, dirigeâtes, dirigèrent, dirigerai, dirigeras, dirigera, dirigerons, dirigerez, dirigeront)
-
entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, entraînent, entraînais, entraînait, entraînions, entraîniez, entraînaient, entraînai, entraînas, entraîna, entraînâmes, entraînâtes, entraînèrent, entraînerai, entraîneras, entraînera, entraînerons, entraînerez, entraîneront)
-
balayer werkwoord (balaye, balayes, balayons, balayez, balayent, balayais, balayait, balayions, balayiez, balayaient, balayai, balayas, balaya, balayâmes, balayâtes, balayèrent, balayerai, balayeras, balayera, balayerons, balayerez, balayeront)
-
Conjugations for meevoeren:
o.t.t.
- voer mee
- voert mee
- voert mee
- voeren mee
- voeren mee
- voeren mee
o.v.t.
- voerde mee
- voerde mee
- voerde mee
- voerden mee
- voerden mee
- voerden mee
v.t.t.
- heb meegevoerd
- hebt meegevoerd
- heeft meegevoerd
- hebben meegevoerd
- hebben meegevoerd
- hebben meegevoerd
v.v.t.
- had meegevoerd
- had meegevoerd
- had meegevoerd
- hadden meegevoerd
- hadden meegevoerd
- hadden meegevoerd
o.t.t.t.
- zal meevoeren
- zult meevoeren
- zal meevoeren
- zullen meevoeren
- zullen meevoeren
- zullen meevoeren
o.v.t.t.
- zou meevoeren
- zou meevoeren
- zou meevoeren
- zouden meevoeren
- zouden meevoeren
- zouden meevoeren
en verder
- ben meegevoerd
- bent meegevoerd
- is meegevoerd
- zijn meegevoerd
- zijn meegevoerd
- zijn meegevoerd
diversen
- voer mee!
- voert mee!
- meegevoerd
- meevoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze