Overzicht
Nederlands naar Frans: Meer gegevens...
- meeslepend:
- meeslepen:
-
Wiktionary:
- meeslepen → emportement
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor meeslepend (Nederlands) in het Frans
meeslepend:
-
meeslepend (sensationeel; spannend; adembenemend; boeiend; opwindend; pakkend; zinderend)
sensationnel; saisissant; spectaculaire; émouvant; brûlant; prenant; sensationnelle; retentissant; poignant; bouleversant; émotif; émotionnel; d'une façon émouvante; d'une manière émotive; qui attire l'attention-
sensationnel bijvoeglijk naamwoord
-
saisissant bijvoeglijk naamwoord
-
spectaculaire bijvoeglijk naamwoord
-
émouvant bijvoeglijk naamwoord
-
brûlant bijvoeglijk naamwoord
-
prenant bijvoeglijk naamwoord
-
sensationnelle bijvoeglijk naamwoord
-
retentissant bijvoeglijk naamwoord
-
poignant bijvoeglijk naamwoord
-
bouleversant bijvoeglijk naamwoord
-
émotif bijvoeglijk naamwoord
-
émotionnel bijvoeglijk naamwoord
-
d'une façon émouvante bijvoeglijk naamwoord
-
d'une manière émotive bijvoeglijk naamwoord
-
qui attire l'attention bijvoeglijk naamwoord
-
-
meeslepend (zeer boeiend)
entraînant-
entraînant bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor meeslepend:
Verwante woorden van "meeslepend":
meeslepend vorm van meeslepen:
-
meeslepen (meetronen; meetrekken; meesleuren)
entraîner; emporter-
entraîner werkwoord (entraîne, entraînes, entraînons, entraînez, entraînent, entraînais, entraînait, entraînions, entraîniez, entraînaient, entraînai, entraînas, entraîna, entraînâmes, entraînâtes, entraînèrent, entraînerai, entraîneras, entraînera, entraînerons, entraînerez, entraîneront)
-
emporter werkwoord (emporte, emportes, emportons, emportez, emportent, emportais, emportait, emportions, emportiez, emportaient, emportai, emportas, emporta, emportâmes, emportâtes, emportèrent, emporterai, emporteras, emportera, emporterons, emporterez, emporteront)
-
Conjugations for meeslepen:
o.t.t.
- sleep mee
- sleept mee
- sleept mee
- slepen mee
- slepen mee
- slepen mee
o.v.t.
- sleepte mee
- sleepte mee
- sleepte mee
- sleepten mee
- sleepten mee
- sleepten mee
v.t.t.
- heb meegesleept
- hebt meegesleept
- heeft meegesleept
- hebben meegesleept
- hebben meegesleept
- hebben meegesleept
v.v.t.
- had meegesleept
- had meegesleept
- had meegesleept
- hadden meegesleept
- hadden meegesleept
- hadden meegesleept
o.t.t.t.
- zal meeslepen
- zult meeslepen
- zal meeslepen
- zullen meeslepen
- zullen meeslepen
- zullen meeslepen
o.v.t.t.
- zou meeslepen
- zou meeslepen
- zou meeslepen
- zouden meeslepen
- zouden meeslepen
- zouden meeslepen
en verder
- ben meegesleept
- bent meegesleept
- is meegesleept
- zijn meegesleept
- zijn meegesleept
- zijn meegesleept
diversen
- sleep mee!
- sleept mee!
- meegesleept
- meeslepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor meeslepen:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
emporter | meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen | afhalen; afnemen; afvoeren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; meedragen; meenemen; ophalen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren |
entraîner | meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen | aanlokken; africhten; begeleiden; bekwamen; coachen; dier africhten; dresseren; harden; leiden; lokken; meelokken; meevoeren; met zich meeslepen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen; trekken; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verleiden; verlokken; vlakken; voeren; voortlokken; voorttrekken; weglokken; wegvegen; wissen |
Wiktionary: meeslepen
meeslepen